202404420/1/R2.
Datum uitspraak: 19 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend in Nistelrode, gemeente Bernheze,
appellanten en verzoekers,
en
de raad van de gemeente Bernheze,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 mei 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Weijen-West fase 1" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld op 19 december 2024, waar zijn verschenen:
- [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door mr. J.C.W. van Eekeren, advocaat in Eindhoven, en [appellant];
- de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Algan-Tuna, E.A.H.M. van Boxtel en D.M.J. de Beer.
Overwegingen
Overgangsrecht en toetsingskader
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 2 november 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
3. Relevante bepalingen uit het bestemmingsplan zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak die hiervan deel uitmaakt.
Inleiding
4. Het plan maakt de bouw mogelijk van 27 woningen in de kern Nistelrode in de gemeente Bernheze. Het plangebied is in de huidige situatie onbebouwd en in gebruik als agrarisch grasland.
5. [appellant] en anderen kunnen zich niet verenigen met het plan. Met name vrezen zij een onevenredige aantasting van hun woon- en leefklimaat doordat de bouw van zoveel woningen in dit landelijk gebied grote gevolgen heeft voor de bestaande bewoners en de impact hiervan niet goed is onderzocht. Dat geldt in het bijzonder voor de gevolgen van het plan voor de verkeersafwikkeling rond het plangebied en de omstandigheid dat er meerdere plannen in ontwikkeling zijn waarvan de gevolgen gezamenlijk zouden moeten worden beschouwd.
Verkeer en parkeren
6. Over de verkeersafwikkeling brengen [appellant] en anderen, samengevat, het volgende naar voren. Vanaf het grootste deel van de te bouwen woningen zullen bewoners het plangebied uitrijden via de Dijkstraat. Dit is een smalle weg die momenteel al druk is en verkeersgevaarlijk. Dit wordt ook door de gemeente erkend. Daarom is de raad ook van oordeel dat de Dijkstraat moet worden heringericht om het verkeer van het plan goed af te wikkelen. Van den Vijver en anderen stellen dat die herinrichting niet mogelijk is, omdat hiervoor gronden moeten worden gebruikt die in eigendom zijn van personen die niet tot verkoop willen overgaan.
Ten tweede stellen zij dat de Dijkstraat uitkomt op de Wijen en Heescheweg. Onder verwijzing naar het "Verkeersonderzoek Nistelrode, onderzoek naar verkeerssituatie in Nestelrode" van 28 juni 2023, opgesteld door onderzoeksbureau Kragen, in opdracht van de gemeente Bernheze (hierna: het verkeersonderzoek) stellen zij dat de verkeersdrukte op de Wijen en Heescheweg zeer groot is en dat bekend is dat de verkeerssituatie moet worden aangepakt. Dit heeft tot gevolg dat de uitrijmogelijkheden vanuit de Dijkstraat naar die wegen op dit moment al problematisch is, met lange wachttijden en gevaarlijke situaties tot gevolg. Door het plan zal deze problematiek verergeren, terwijl uit het verkeersonderzoek nu juist duidelijk is dat de problematiek moet worden aangepakt.
In de derde plaats is gebleken dat dit woningbouwplan de eerste fase is van een aantal plannen die veel woningbouw tot doel hebben. Deze andere plannen zullen leiden tot nog veel grotere verkeersoverlast, zonder dat er concreet zicht is op oplossingen voor de verkeersproblematiek.
6.1. De Afdeling overweegt als volgt. Blijkens de locatie van de verkeersbestemmingen in het plangebied en de locatie van de woningen, zullen de meeste van de voorziene woningen worden ontsloten via de Dijkstraat. Deze sluit aan op de Weijen en Heescheweg. In de plantoelichting staat dat de woningen in het plangebied maximaal 384 motorvoertuigen per etmaal zullen genereren. De Dijkstraat is een erftoegangsweg van 3,60 m breed waar een langzaamverkeervoorziening ontbreekt. Er mag 30 km/u worden gereden.
De raad is op basis van deze gegevens en aan de hand van de CROW kengetallen ervan uitgegaan dat de Dijkstraat een maximumcapaciteit van ongeveer 3.000 motorvoertuigen per etmaal heeft. Het huidige gebruik is niet gemeten, maar de raad heeft op basis van de bestaande inrichting van de omgeving geschat dat deze niet hoger zal zijn dan 1.000 motorvoertuigen per etmaal. Uit de stukken blijkt verder dat de raad het nodig acht om de Dijkstraat anders in te richten voor een veilige en goede ontsluiting van het woningbouwproject en de omgeving, waaronder een langzaamverkeervoorziening.
6.2. De raad mocht zich naar het oordeel van de Afdeling op het standpunt stellen dat de Dijkstraat zich ervoor leent om als ontsluiting te dienen voor de voorziene woningen in het plangebied. Niet is gebleken dat deze weg hiervoor onvoldoende capaciteit heeft of dat voor een adequate verkeersafwikkeling onvoldoende maatregelen kunnen worden getroffen om deze veilig en zonder congestie te laten plaatsvinden.
De stelling van [appellant] en anderen dat benodigde maatregelen niet kunnen worden genomen, omdat daarvoor gronden moeten worden gebruikt die op dit moment in gebruik zijn door omwonenden en deze niet bereid zijn om hier afstand van te doen, treft geen doel.
[appellant] en anderen doen met dit argument een beroep op een zogenoemde privaatrechtelijke belemmering. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bestaat voor het oordeel van de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de vaststelling van een bestemmingsplan in de weg staat, alleen aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is namelijk de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit, waarbij de bewijslast wordt beheerst door de in die procedure geldende regels. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 30 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY9957. In dit geval kan niet zonder nader onderzoek worden vastgesteld of de gemeente de benodigde gronden niet kan gebruiken voor de uit te voeren maatregelen uit te voeren. Het standpunt van [appellant] en anderen is onder meer gebaseerd op de omstandigheid dat die omwonenden deze gronden zouden hebben verkregen door verjaring. De raad bestrijdt dat dit het geval is. Het is aan de burgerlijke rechter om hierover te oordelen. Evenmin is duidelijk dat de gemeente niet zo nodig over zou kunnen gaan tot een onteigening.
Daarom is de Afdeling van oordeel dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen zo duidelijke privaatrechtelijke belemmeringen aanwezig zijn dat verwezenlijking van het plan om die reden niet mogelijk zou zijn. Het betoog slaagt niet.
6.3. Over de verkeersproblemen in verband met de omstandigheid dat de Dijkstraat uitkomt op de Wijen en Heescheweg en verkeer ook verder over die wegen afgewikkeld moet worden, overweegt de Afdeling als volgt. Blijkens de plantoelichting zullen de motorvoertuigen die de voorziene ontwikkeling genereert, voornamelijk via het noordelijke deel van Nistelrode rijden, over Weijen richting Heescheweg en van en naar de A50. Gelet op de capaciteit van ongeveer 16.000 motorvoertuigen per etmaal van deze gebiedsontsluitingsweg en de actuele verkeersdruk op deze weg van 9.926 motorvoertuigen per etmaal, heeft de raad redelijkerwijs kunnen oordelen dat er voldoende capaciteit is de weg om het verkeer uitgaande van de voorziene woningente verwerken in noordelijke richting.
De raad erkent mede op basis van het verkeersonderzoek, dat de huidige verkeerssituatie in het centrum van Nistelrode problematisch is en de afwikkeling op de Wijen in zuidelijke richting moet worden verbeterd, ook in verband met de voorziene woningen. De gemeente werkt momenteel aan een plan om de verkeerssituatie in het dorp te verbeteren en de wegstructuur geschikt te maken voor de bestaande verkeersbewegingen en de verkeersbewegingen die het gevolg zullen zijn van volgende fasen van woningbouwontwikkelingen in Nistelrode. Die volgende fasen zijn voorlopig bevroren, omdat er eerst duidelijkheid moet komen over de verkeersmogelijkheden, zo heeft de raad op de zitting toegelicht. Niettemin is de raad van mening dat het tekort aan woningen momenteel zo nijpend is dat het belang om de woningbouw van het plan "Weijen-West fase 1" mogelijk te maken zwaarder heeft gewogen dan het belang om eerst bedoelde wegenstructuur geschikt te maken. De raad is van mening dat de beperkte verkeersgeneratie van het plan in de tussentijd terzake niet onevenredig bezwarend is.
Naar het oordeel van de Afdeling mocht de raad zich op het standpunt stellen dat de huidige verkeersstructuur de toename van motorvoertuigbewegingen, uitgaande van de voorziene woningen, kan verwerken. Weliswaar begrijpt zij dat de verkeerssituatie in het dorp Nistelrode moet worden verbeterd, maar de raad mocht zich in dit geval, mede gelet op de verhoudingsgewijs beperkte toename van verkeersbewegingen door het plan, op het standpunt stellen dat de verkeerssituatie niet zo slecht is dat die aan de vaststelling van het plan in de weg had moeten staan.
6.4. De Afdeling overweegt over het betoog dat gebleken is dat dit woningbouwplan de eerste fase is van een aantal plannen, die voorzien in veel meer woningbouw, dat dat nog niet had geresulteerd in concrete plannen op het moment dat dit bestemmingsplan werd vastgesteld. Dit betreffen dan ook onzekere toekomstige ontwikkelingen waarmee bij dit bestemmingsplan geen rekening hoefde te worden gehouden. Wanneer die woningbouwontwikkelingen concreter worden, zal daarbij wel rekening moeten worden gehouden met dit plan. Verder heeft de raad laten weten dat de gemeente nog los van de ontwikkelingen voor woningbouw en bedrijvigheid, actie zal ondernemen om de verkeersproblematiek in het dorp op te lossen, zoals hiervoor ook onder 6.3 is overwogen.
7. [appellant] en anderen stellen dat binnen het plangebied te weinig parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd om te voldoen aan de te verwachten parkeervraag. Volgens hen zouden er 54 parkeerplaatsen nodig zijn in het plangebied, maar er wordt slechts voorzien in 44 parkeerplaatsen. Dat er een stuk grond gereserveerd wordt als buffer bij eventuele hoge parkeerdruk, doet hier niet aan af.
7.1. In de plantoelichting heeft de raad beschreven dat in navolging van het nieuwe parkeerbeleid, zoals dat is neergelegd in de op 18 april 2024 vastgestelde Nota parkeerbeleid gemeente Bernheze, uitgegaan is van een behoefte aan 44 parkeerplaatsen, omdat de parkeerbehoefte bij sociale woningbouw minder groot wordt ingeschat dan de vorige Parkeernormennota Bernheze dat deed. Hoewel de vraag of er voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd pas in het kader van de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van de in het plan voorziene woningbouw aan de orde zal zijn, dient de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan al wel te bezien of kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Daarom zal de Afdeling hierna beoordelen of op voorhand moet worden geoordeeld dat niet in voldoende parkeerplaatsen kan worden voorzien, en dat de raad zich om die reden redelijkerwijs niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 8 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2762. De Afdeling is van oordeel dat de raad voor de vraag of voorzien kan worden in voldoende parkeerplaatsen mocht aansluiten bij de Nota parkeerbeleid gemeente Bernheze, die was vastgesteld op het moment dat het besluit over de vaststelling van het plan werd genomen, ook al was die nota toen nog niet bekend gemaakt. Dit beleid is op 9 september 2024 in werking getreden. Dit beleid zou naar verwachting gaan gelden voor de verlening van de relevante omgevingsvergunningen. Niet in geschil is dat op grond van het in de Nota parkeerbeleid gemeente Bernheze opgenomen parkeerbeleid ten behoeve van de voorziene woningen moet worden voorzien in totaal 44 parkeerplaatsen.
De Afdeling overweegt dat in de (indicatieve) stedenbouwkundige schets die voor het plangebied is gemaakt, 44 parkeerplaatsen zijn ingetekend, en dat dit een reële schatting is van het aantal te realiseren parkeerplaatsen binnen de verkeersbestemming, die daarin ook voorziet. Daarnaast is het toegestaan om binnen de bestemming "Groen" te voorzien in incidentele parkeervoorzieningen.
Het betoog slaagt niet.
Goede ruimtelijke ordening en inpassing in de omgeving
8. [appellant] en anderen verzetten zich tegen de verdichting van de omgeving door de woningen die dit plan mogelijk maakt en de extra verdichtingsmogelijkheden die artikel 6 van de planregels toelaat via de flexibiliteitsbepalingen. Volgens hen zijn de mogelijkheden die hierdoor worden geboden niet beoordeeld op hun ruimtelijke aanvaardbaarheid.
Zij wijzen er ook op dat het plan niet voldoet aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van de raad voor dit gebied, zoals de link die de bebouwing zal leggen met het agrarische karakter van het gebied. Weliswaar is aan de planregels een programma van eisen voor de leefomgeving verbonden, maar daarmee is niet verzekerd dat in het plan zal worden voldaan aan deze uitgangspunten.
8.1. De Afdeling overweegt dat de raad zich op het standpunt mocht stellen dat de bouw van 27 woningen op deze locatie in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en de bebouwing niet onevenredig verdicht. Zowel in de plantoelichting als in de nota van zienswijzen is uitgelegd waarom de woningen hier passend en nodig zijn. Hierbij is er onder meer op gewezen dat de dichtheid van woningen in dit plan 29 woningen per hectare is, terwijl in een dorpse nieuwbouw 30 woningen per hectare gebruikelijk is. Ook is het ontwerp zo gekozen dat de voorziene woningen met hun achtertuinen grenzen aan de achtertuinen van de bestaande woningen, zodat er voldoende ruimte tussen de woningen blijft.
Op grond van artikel 6.3 van de planregels kan worden afgeweken van de bouwregels. De Afdeling ziet geen aanleiding om te oordelen dat deze regels ertoe zouden leiden dat de eventueel nadelige gevolgen hiervan voor [appellant] en anderen onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen. Ten eerste blijft bij toepassing van de afwijkingsregels het maximaal aantal te bouwen woningen gelijk. Ten tweede kunnen er weliswaar aanpassingen aan de afstand van het bouwvlak tot de perceelsgrens gedaan worden, maar hiervoor moet worden getoetst aan bepaalde voorwaarden zoals de voorwaarde dat dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is (artikel 6.3.2, onder a, van de planregels) en dat de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad (artikel 6.3.3, onder d).
8.2. Over het betoog van [appellant] en anderen dat in het plan niet verzekerd is dat de bebouwing zal voldoen aan de stedenbouwkundige uitgangspunten, overweegt de Afdeling als volgt. In de plantoelichting staat dat nieuwe bebouwing voor wat betreft stedenbouw en beeldkwaliteit dient te passen tussen de bestaande bebouwing in de omgeving en binnen de bestaande landschapsstructuur. Om dit te bewerkstelligen, is aan de ene kant de situering van de voorziene woonbebouwing op de verbeelding van het plan aangegeven, en aan de andere kant is op grond van artikel 9.3 van de planregels bebouwing alleen toegestaan indien de inrichting van de leefomgeving wordt uitgewerkt conform het programma van eisen dat als bijlage 2 bij de planregels is gevoegd. In dit programma van eisen zijn onder meer eisen opgenomen over de verdere bouw en verkaveling van het plangebied en de invulling ervan met groen.
Naar het oordeel van de Afdeling mocht de raad zich hiermee op het standpunt stellen dat het plan voldoende waarborgt dat de bebouwing past in de omgeving. Niet gebleken is de goede ruimtelijke ordening vereist dat er nog andere stedenbouwkundige uitgangspunten in het plan worden opgenomen
Het betoog slaagt niet.
Participatie
9. Over de beroepsgrond dat bij de voorbereiding van het plan niet of onvoldoende participatie heeft plaatsgevonden voor omwonenden, overweegt de Afdeling als volgt.
Op grond van de Inspraak- en participatieverordening Bernheze 2012 bestaat er geen verplichting om participatie of inspraak te organiseren buiten de wettelijk vastgestelde (formele) procedure van afdeling 3.4 van de Awb. Wel kan de raad hiervan afwijken. In dit geval is de zogenaamde participatieladder toegepast. Onder meer zijn in het kader van de gevoerde omgevingsdialoog voorafgaand aan de formele procedure diverse gelegenheden geweest waarbij omwonenden hun wensen en ideeën hebben kunnen aangeven. Het is de Afdeling niet gebleken dat een vorm van verplichte participatie of inspraak is geschonden in dit geval. Dat [appellant] en anderen van mening zijn dat hun wensen en voorstellen niet goed zijn opgepakt door de raad doet hieraan niet af.
Het betoog slaagt niet.
10. [appellant] en anderen hebben in het beroepschrift over hun bezwaren tegen het kappen van bomen in essentie herhaald wat zij in hun zienswijzen hierover naar voren hebben gebracht. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant] en anderen hebben geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van die zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Slotoverwegingen en verzoek om een voorlopige voorziening
11. Het beroep is ongegrond.
12. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Scheele, griffier.
w.g. Hoekstra
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Scheele
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2025
723
Bijlage
Planregels van het bestemmingsplan "Weijen-West fase 1"
Artikel 6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Percentage sociale huurwoningen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2.1 voor het realiseren van meer dan het minimum percentage sociale huurwoningen, mits dit aanvaardbaar is vanuit het oogpunt van de exploitatie van het woongebied.
6.3.2 Afstand woningen tot zijdelingse perceelsgrenzen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2.2 ten aanzien van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, onder de voorwaarden dat:
a. dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
b. hierdoor de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
6.3.3 Afwijken woningtype
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.1 onder a en worden toegestaan dat andere woningtypen worden gerealiseerd dan aangeduid op de verbeelding, mits:
a. het te vergunnen woningtype past binnen de woningtypen als omschreven in dit bestemmingsplan;
b. het bouwplan past binnen de bestemmings- en bouwvlakbegrenzing als opgenomen in dit bestemmingsplan;
c. toepassing wordt gegeven aan de in lid 6.2 en 6.3 opgenomen bouw- en gebruiksregels voor het te vergunnen woningtype, alsmede aan de overige, niet-bestemmingsspecifieke bepalingen in dit bestemmingsplan;
d. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
e. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt geschaad;
f. er geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.
Artikel 9.3 Programma van Eisen leefomgeving
Het gebruik en (doen) laten gebruiken van de gronden en gebouwen ter plaatse van Weijen-West fase 1, conform de bestemming 'Wonen' en 'Tuin' is alleen toegestaan, indien de inrichting van de leefomgeving binnen 24 maanden na het onherroepelijk worden van het plan is uitgewerkt conform het Programma van Eisen en aldus in stand wordt gehouden. Onder inrichting van de leefomgeving wordt in deze regels verstaand het in Bijlage 2 Programma van Eisen Leefomgeving opgenomen Programma van Eisen Leefomgeving.