ECLI:NL:RVS:2025:979
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot machtiging tot voorlopig verblijf
Op 12 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een vreemdelingenzaak. De zaak betreft een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf, die op 30 september 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdelingen, waaronder twee vreemdelingen en hun minderjarige kinderen, hebben bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing. Op 23 oktober 2023 verklaarde de staatssecretaris het bezwaar ongegrond. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, heeft op 28 januari 2025 het beroep van de vreemdelingen gegrond verklaard, de afwijzing vernietigd en de minister opgedragen een nieuw besluit te nemen. De minister van Asiel en Migratie heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep beslist. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat, gezien de belangen van beide partijen, er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is afgewezen en de minister is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, tot een bedrag van € 907,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand.