ECLI:NL:CBB:2009:BJ8176
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- E.R. Eggeraat
- E. Dijt
- B. Hessel
- Rechtspraak.nl
Toetsing van het belanghebbendenschap van de Vereniging van Exploitanten van Vaartuigen in de Amsterdamse Grachten in het kader van een ontheffing voor openbaar vervoer
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 1 september 2009, staat de Vereniging van Exploitanten van Vaartuigen in de Amsterdamse Grachten (VEVAG) centraal. VEVAG heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het Dagelijks Bestuur van het Regionaal Orgaan Amsterdam, dat een ontheffing verleende aan Asia Compass B.V. voor het verrichten van openbaar vervoer met toeristische bussen in Amsterdam. VEVAG stelt dat zij als belanghebbende moet worden aangemerkt, omdat de ontheffing gevolgen heeft voor de exploitanten van vaartuigen in de grachten, maar het College oordeelt dat VEVAG geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het College overweegt dat VEVAG uitsluitend de belangen van haar leden behartigt, die actief zijn in het watervervoer, terwijl Asia zich richt op het wegvervoer. De leden van VEVAG zijn geen concurrenten van Asia, aangezien zij zich op verschillende markten bevinden. De ontheffing betreft het verrichten van openbaar vervoer over de weg, terwijl VEVAG zich richt op rondvaarten op het water. Het College concludeert dat er geen sprake is van een directe betrokkenheid van VEVAG bij het besluit van het Dagelijks Bestuur, waardoor zij niet kan worden aangemerkt als belanghebbende.
Daarom verklaart het College het beroep van VEVAG niet-ontvankelijk. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van belanghebbende in de Awb en de noodzaak voor een directe betrokkenheid bij het besluit om beroep te kunnen instellen. De uitspraak heeft implicaties voor andere verenigingen en organisaties die zich in soortgelijke situaties bevinden, waar de afbakening van belangen en markten cruciaal is voor de ontvankelijkheid van hun beroep.