ECLI:NL:CBB:2009:BJ8841

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
15 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/309
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Minister van Landbouw inzake GLB-inkomenssteun 2006

In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat betrekking heeft op de vaststelling van zijn toeslagrechten in het kader van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. Het beroep is ingediend op 7 mei 2007, na een eerdere beslissing van de Minister op 29 maart 2007, die het bezwaar van appellant tegen een besluit van 27 oktober 2006 behandelde. De Minister had in dat besluit de aan appellant toekomende toeslagrechten vastgesteld, waartegen appellant bezwaar maakte.

De procedure omvatte meerdere correspondenties en zittingen, waarbij aanvullende informatie werd opgevraagd en verstrekt. De zitting vond plaats op 24 juni 2008, waarna het College van Beroep voor het bedrijfsleven de behandeling schorste om de Minister de gelegenheid te geven om aanvullende informatie te verstrekken. Uiteindelijk heeft het College op 15 september 2009 uitspraak gedaan.

Het College heeft vastgesteld dat appellant in de referentiejaren ook steun heeft ontvangen voor percelen die hij op basis van een mondelinge overeenkomst heeft bewerkt. De Minister had de toeslagrechten van appellant vastgesteld op 40,07, inclusief een verhoging uit de nationale reserve wegens investeringen in leveringsrechten aardappelzetmeel. Het College concludeerde dat de berekening van de Minister correct was en dat er geen sprake was van dubbeltelling van de percelen.

De beslissing van het College was dat het beroep ongegrond werd verklaard, zonder toekenning van proceskosten. Het College oordeelde dat de Minister op goede gronden de percelen had meegeteld in het bedrijfstoeslagareaal van appellant, en dat de gekozen berekeningswijze niet onterecht was.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 07/309 15 september 2009
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. C.E.B. Haazen, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellant heeft bij brief van 28 april 2007, bij het College binnengekomen op 7 mei 2007, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 29 maart 2007.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellant tegen een besluit van 27 oktober 2006, waarbij verweerder de aan appellant in het kader van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (hierna: de Regeling) toekomende toeslagrechten heeft vastgesteld.
Bij brief van 18 juni 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Op 24 juni 2008 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij appellant is verschenen. Verweerder werd ter zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Tijdens de zitting op 24 juni 2008 heeft het College de behandeling geschorst teneinde verweerder de gelegenheid te bieden aanvullende informatie te verschaffen.
Bij brief van 12 september 2008 heeft verweerder de aanvullende informatie verstrekt. Appellant heeft hierop gereageerd bij brief van 30 september 2008.
Bij brief van 26 november 2008 heeft het College verweerder wederom verzocht een nadere toelichting te geven en aanvullende informatie te verstrekken. Verweerder heeft hierop gereageerd bij brief van 16 december 2008. Appellant heeft hierop bij brief van 8 januari 2009 zijn standpunt nader toegelicht.
Het College heeft verweerder bij brief van 13 februari 2009 verzocht meer aanvullende informatie te verstrekken. Bij brief van 16 april 2009 heeft verweerder hierop gereageerd. Daarop heeft appellant bij brief van 3 mei 2009 meegedeeld geen behoefte te hebben aan een nadere toelichting op zijn standpunt.
Verweerder heeft bij brief van 13 mei 2009 aangegeven een nadere behandeling ter zitting niet noodzakelijk te vinden.
Het College heeft het onderzoek vervolgens gesloten.
2. De grondslag van het geschil
2.1 Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers luidt voorzover en ten tijde hier van belang:
“Artikel 33
1. De landbouwers kunnen gebruik maken van de bedrijfstoeslagregeling indien:
a) zij op grond van ten minste één van de in bijlage VI bedoelde steunregelingen een betaling hebben ontvangen in de in artikel 38 vastgestelde referentieperiode, of (…)
Artikel 37
1. Het referentiebedrag is het gemiddelde over drie jaar van het totaalbedrag aan toeslagen dat aan een landbouwer voor elk kalenderjaar van de in artikel 38 vastgestelde referentieperiode is verleend op grond van de in bijlage VI genoemde steunregelingen, berekend en aangepast overeenkomstig bijlage VII.(…)
Artikel 38
De referentieperiode omvat de kalenderjaren 2000, 2001 en 2002.
Artikel 43
Bepaling van de toeslagrechten
1. Onverminderd artikel 48 ontvangt een landbouwer een toeslagrecht per hectare dat is berekend door het referentiebedrag te delen door het gemiddelde aantal, berekend over drie jaar, van alle hectaren die in de referentieperiode recht hebben gegeven op de in bijlage VI genoemde rechtstreekse betalingen.
(…)
2. Het in lid 1 bedoelde aantal hectaren omvat voorts:
a) in het geval van de in bijlage VII genoemde steun voor aardappelzetmeel,
(…)
het overeenkomstig de punten B (…) van die bijlage berekende aantal hectaren voor de productie waarvan de steun in de referentieperiode is verleend en (…)
b) alle voederareaal in de referentieperiode.
(…)
Bijlage VII
(…)
B. Betaling voor aardappelzetmeel
Indien een landbouwer de betaling voor aardappelzetmeel heeft ontvangen, wordt het bedrag berekend door het aantal tonnen waarvoor respectievelijk in elk jaar van de referentieperiode een dergelijke betaling is verleend, te vermenigvuldigen met 44,22 euro per ton aardappelzetmeel. De lidstaten berekenen het aantal voor de bedrijfstoeslag mee te rekenen hectaren naar evenredigheid van het aantal geproduceerde tonnen aardappelzetmeel waarvoor respectievelijk in elk jaar van de referentieperiode de bij artikel 8, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1766/92 vastgestelde steun is verleend, zulks binnen de grenzen van een basisareaal dat de Commissie vaststelt op basis van het door de lidstaten meegedeelde aantal hectaren dat in de referentieperiode onder een teeltcontract viel.”
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Met behulp van het formulier “Inventarisatie bedrijfsgegevens voor toeslagrechten” heeft appellant verweerder meegedeeld dat hij investeringen in het quotum aardappelmeel heeft gedaan.
- Appellant heeft 19 september 2005 een Melding nationale reserve ingediend. Op 9 mei 2006 heeft hij een aanvraag toeslagrechten ingediend.
- Bij besluit van 27 oktober 2006 heeft verweerder de toeslagrechten van appellant vastgesteld.
- Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 6 december 2006 bezwaar gemaakt.
- Vervolgens heeft verweerder, na een op 19 maart 2007 gehouden hoorzitting, het bestreden besluit genomen.
- Op 16 april 2007 heeft verweerder, naar aanleiding van het bestreden besluit, appellant een nieuw overzicht toeslagrechten toegestuurd.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard. Daarbij heeft hij het aantal toeslagrechten van appellant vastgesteld op 40,07 (inclusief 2.32 ha voor suiker) met een totale waarde van € 22.461,64. In dit bedrag is een verhoging opgenomen uit de nationale reserve wegens investeringen in leveringsrechten aardappelzetmeel.
Het bedrijfstoeslagareaal van gemiddeld 37.75 ha is berekend op basis van 36.3 ha in 2000 en 39.99 ha in 2001 op relatienummer 60342064 en 36.97 ha in 2002 op relatienummer 201176091.
Appellant heeft telefonisch te kennen gegeven dat hij kan instemmen met de hem bij het bestreden besluit alsnog toegekende verhoging uit de nationale reserve.
Bij het besluit op de aanvraag toeslagrechten is verweerder voor het jaar 2002 uitgegaan van 40.32 geconstateerde hectaren in 2002. In het bestreden besluit is dit gecorrigeerd tot 36.97 ha. Dit is gebeurd omdat verweerder in het kader van het bezwaar is gebleken dat voor dat jaar de zogenoemde TBM correctie nog niet was doorgevoerd. Slechts de hectaren met zetmeelaardappelen bestemd voor levering aan de verwerker kunnen immers als geconstateerd worden aangemerkt. 3.35 ha zetmeelaardappelen was in 2002 beteeld met TBM pootgoed. Die hectaren kwamen niet voor steun in aanmerking. Deze hectaren kunnen derhalve niet als geconstateerd worden aangemerkt.
In het verweerschrift heeft verweerder hier nog het volgende aan toegevoegd.
Bij de vaststelling van appellants toeslagrechten is uitgegaan van de aanvragen oppervlakte van appellant, die in 2002 onder een ander relatienummer steun heeft aangevraagd dan in de jaren 2000 en 2001. Van een dubbeltelling, zoals appellant veronderstelt, is geen sprake.
Het bedrijfstoeslagareaal omvat mede de hectaren beteeld met zetmeelaardappelen bestemd voor de verwerker. Appellant heeft in de referentiejaren zetmeelaardappelen geteeld op percelen die hij in gebruik had op basis van een mondelinge overeenkomst met de eigenaar. Dit blijkt uit de door hem genoemde gebruikscode 7. Appellant stelt dat deze percelen ook genoemd staan op de aanvraag oppervlakten van de eigenaar van deze percelen. Hij meent dat deze percelen ten onrechte gerekend worden tot zijn bedrijfstoeslagareaal.
Nu appellant gedurende de referentiejaren steeds ook voor de percelen met zetmeelaardappelen die hij in gebruik had op gebruikscode 7 (mondelinge overeenkomst) daadwerkelijk een rechtstreekse betaling van het HPA heeft verkregen, heeft verweerder op goede gronden deze percelen tot het bedrijfstoeslagareaal gerekend.
4. Het standpunt van appellant
Appellant heeft in de referentiejaren percelen zetmeelaardappelen in gebruik gehad met als gebruikscode 07 (mondelinge overeenkomst). Deze percelen heeft de eigenaar ook opgegeven op zijn aanvraag oppervlakten. Appellant is van mening dat het hem toegekende referentiebedrag uitsluitend dient te rusten op de door hem op basis van reguliere pacht beteelde hectaren. De op basis van gebruikscode 07 beteelde hectaren dienen gerekend te worden tot het bedrijfstoeslagareaal van de eigenaar en niet tot dat van appellant.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Tussen partijen staat niet ter discussie dat appellant in de referentiejaren ook voor de aardappelen afkomstig van percelen die hij op basis van een mondelinge overeenkomst beteelde steun voor zetmeelaardappelen heeft ontvangen.
Ingevolge artikel 43 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt bij de bepaling van het aantal toeslagrechten het referentiebedrag gedeeld door het gemiddelde van alle hectaren die in de referentieperiode recht hebben gegeven op steun.
In het geval van steun voor aardappelzetmeel omvat het aantal hectaren het overeenkomstig bijlage VII bij deze verordening berekende aantal hectaren dat geacht moet worden nodig te zijn voor de productie waarvoor in de referentieperiode steun is verleend. Uit dit samenstel van bepalingen moet worden afgeleid dat ook de hectaren die appellant op basis van een mondelinge pachtovereenkomst heeft beteeld en die hebben bijgedragen aan de door appellant ontvangen steun voor zetmeelaardappelen moeten meetellen in het bedrijfstoeslagareaal van appellant. Dat dezelfde gronden ook zouden zijn meegeteld in het bedrijfstoeslagareaal van de eigenaar van de gronden – en dus dat sprake is van een dubbeltelling – is niet aannemelijk geworden.
5.2 Naar aanleiding van het door appellant aangevoerde en het ter zitting verhandelde heeft het College aanleiding gevonden verweerder te vragen nadere informatie te verstrekken over de door verweerder gehanteerde berekening van het aantal hectaren dat meetelt in het bedrijfstoeslagareaal. Dit mede in het licht van bijlage VII onder B van Verordening (EG) nr. 1782/2003.
Verweerder heeft in een aantal brieven (d.d. 12 september 2008, 16 december 2008 en 16 april 2009) uiteengezet hoe hij het bedrijfstoeslagareaal van appellant heeft berekend. Samengevat komt deze uiteenzetting op het volgende neer.
Het basisareaal dat ingevolge bijlage VII onder B van Verordening (EG) nr. 1782/2003 door de Europese Commissie moet worden vastgesteld, is niet vastgesteld. Gelet hierop heeft verweerder zich bij de vaststelling van het aantal toeslagrechten van appellant gebaseerd op het areaal zetmeelaardappelen, zoals dat door appellant is opgegeven in de aanvraag oppervlakten in de referentiejaren. Deze aanpak sluit volgens verweerder aan bij de systematiek van de verordening. Verweerder heeft ten overvloede opgemerkt dat indien zou zijn uitgegaan van het aantal hectaren dat in de referentieperiode onder een teeltcontract viel, appellant in een ongunstiger positie zou zijn komen te verkeren.
In aanmerking genomen het gegeven dat verweerder het aantal in aanmerking te nemen hectaren niet heeft kunnen berekenen conform bijlage VII onder B van Verordening (EG) nr. 1782/2003, alsmede dat de door verweerder gekozen berekening voor hem niet ongunstig is, heeft het College geen aanknopingspunten gevonden op grond waarvan thans moet worden geconcludeerd dat verweerders berekeningswijze van het aantal in aanmerking te nemen hectaren niet in rechte stand kan houden.
5.3 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
Het College ziet geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenveroordeling.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. W.E. Doolaard, mr. E.J.M. Heijs en mr. M. Munsterman, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 15 september 2009.
w.g. W.E. Doolaard w.g. F.W. du Marchie Sarvaas