Uitspraak
1.Het procesverloop in hoger beroep
2.De grondslag van het geschil
Ingevolge artikel 50, derde lid, Wko, wordt de verklaring, bedoeld in het tweede lid, aan de houder overgelegd, voordat een persoon als bedoeld in het tweede lid zijn werkzaamheden aanvangt. De verklaring is op het moment dat zij wordt overgelegd, niet ouder dan twee maanden.
a. van vier medewerkers ontbrak in strijd met artikel 50, tweede en derde lid, Wko, de verklaring omtrent gedrag. Hiervoor is een boete van € 12.000 opgelegd;
b. een pedagogisch medewerker beschikte niet over de op grond van artikel 50, eerste lid, Wko in samenhang met artikel 9 van de Beleidsregels vereiste beroepskwalificatie. Hiervoor is een boete van € 3.000 opgelegd;
c. de beroepskracht-kind-ratio werd, in strijd met artikel 3, zevende en achtste lid, van de Beleidsregels in drie groepen niet nageleefd. Hiervoor is een boete van € 18.000 opgelegd.
Bij besluit van 5 januari 2010 hebben burgemeester en wethouders het bezwaar tegen het besluit van 19 juni 2009 ongegrond verklaard. Tegen dit besluit was het beroep bij de rechtbank gericht.
3.De uitspraak van de rechtbank
4.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
€ 2842,60 (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, 1 punt voor het verschijnen ter zitting bij de rechtbank en
1 punt voor het verschijnen ter zitting bij het College met een waarde per punt van € 472,- en een wegingsfactor 1 en voorts € 10,60 voor de reiskosten van appellante voor het verschijnen ter zitting in beroep).
5.De beslissing
12 september 2013.