ECLI:NL:CBB:2013:311

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 december 2013
Publicatiedatum
9 januari 2014
Zaaknummer
AWB 12/677
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de afwijzing van vergoeding van kosten voor GPS-rapport in het kader van GLB-inkomenssteun

In deze zaak hebben appellanten, [naam 1] en [naam 2], beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, waarin de bedrijfstoeslag voor het jaar 2011 werd vastgesteld op basis van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. Het primaire besluit, genomen op 26 januari 2012, ging uit van een oppervlakte van 102,06 hectare, terwijl appellanten 105,76 hectare hadden opgegeven. Na bezwaar heeft de Staatssecretaris het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de kosten van een GPS-meting, die appellanten hadden laten uitvoeren, werden niet vergoed. Appellanten stelden dat deze kosten wel vergoed dienden te worden, omdat de GPS-meting was uitgevoerd naar aanleiding van een eerdere onjuiste vaststelling van de oppervlaktes door de Staatssecretaris.

Tijdens de zitting op 18 maart 2013 is het College van Beroep voor het Bedrijfsleven tot de conclusie gekomen dat de GPS-meting een voldoende verband had met het bezwaar, aangezien de resultaten door de Staatssecretaris waren overgenomen. Het College oordeelde dat de kosten van de GPS-meting, die op 24 mei 2011 was uitgevoerd, redelijkerwijs gemaakt waren in verband met de behandeling van het bezwaar. Het College heeft de vergoeding voor de GPS-meting vastgesteld op € 1.635,-, gebaseerd op een tarief van € 15,- per hectare voor 109 hectare.

Het College heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd voor zover het de kosten van het GPS-rapport betreft, en bepaald dat de Staatssecretaris deze kosten dient te vergoeden. Daarnaast is de Staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellanten, vastgesteld op € 552,-, en het griffierecht van € 310,-. De uitspraak is openbaar gedaan op 20 december 2013 door de meervoudige kamer van het College.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 12/677
5101

Uitspraak van de meervoudige kamer van 20 december 2013 in de zaak tussen

[naam 1] en [naam 2], te [woonplaats], appellanten

(gemachtigde: G.R.W. Reuvekamp)
en

de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigde: bc. R. Weltevreden).

Procesverloop

Bij besluit van 26 januari 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder de bedrijfstoeslag van appellanten voor het jaar 2011 op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (de Regeling) vastgesteld.
Bij besluit van 30 mei 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellanten gedeeltelijk gegrond verklaard.
Appellanten hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2013. Namens partijen hebben de gemachtigden het woord gevoerd.
Het College heeft bij beslissing van 10 juni 2013 het onderzoek heropend en de zaak ter behandeling verwezen naar een meervoudige kamer.
Partijen hebben schriftelijk toestemming verleend voor het achterwege laten van een nieuwe zitting.

Overwegingen

1.
Appellanten hebben voor 2011 om uitbetaling van hun toeslagrechten verzocht en hiervoor 46 percelen met een totale oppervlakte van 105.76 ha opgegeven. Bij het primaire besluit is verweerder uitgegaan van 95,05 beschikbare toeslagrechten en een definitieve (geconstateerde) oppervlakte van 102.06 ha, waarmee alle toeslagrechten zijn benut. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de geconstateerde oppervlakte van een aantal percelen hoger vastgesteld. Verweerder heeft als vergoeding voor de in verband met het bezwaar gemaakte kosten, een bedrag van € 437,-- toegekend. De kosten van de in opdracht van appellanten overgelegde GPS-meting zijn niet vergoed door verweerder.
2.
Appellanten voeren aan dat zij in april 2011 naar aanleiding van de onjuiste vaststelling door verweerder van de oppervlaktes van hun percelen in 2010 een meetrapport hebben laten opstellen door Agritopo, een onafhankelijk adviesbureau. Dit rapport is overgelegd in de bezwaarprocedure voor de bedrijfstoeslag 2011. Verweerder heeft in het bestreden besluit het merendeel van de door Agritopo met GPS gemeten oppervlaktes aangehouden en daarmee erkend dat de eerdere vaststelling hiervan onjuist was. Verweerder diende de kosten van dit rapport dan ook te vergoeden. Ditzelfde geldt voor de overige voor het bezwaar gemaakte kosten.
3.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de door appellanten gemaakte kosten slechts voor vergoeding in aanmerking komen voor zover dit de beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het indienen van het bezwaarschrift betreft. Deze kosten zijn op grond van artikel 1, onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht in het bestreden besluit forfaitair vastgesteld op € 437,--. De resterende kosten voor het indienen van het bezwaar komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking. De kosten voor het opmeten van de percelen van appellanten door Agritopo komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat deze ver voor het instellen van het bezwaar zijn gemaakt, zodat niet kan worden gesteld dat deze kosten verband houden met de behandeling van het bezwaar. De meting heeft immers plaatsgevonden in mei 2011, terwijl het primaire besluit is genomen op 26 januari 2012.
4.1 In procedures met betrekking tot de vaststelling van de oppervlaktes van percelen landbouwgrond neemt het College geen procesbelang aan indien het totale beschikbare bedrag aan bedrijfstoeslag is uitgekeerd. Het College verwijst hiervoor naar zijn uitspraak van
26 september 2012 (ECLI:NL:CBB:2012:BY0527). In de onderhavige procedure bestaat naar het oordeel van het College echter aanleiding om wel procesbelang aan te nemen. Volgens vaste jurisprudentie (zie ECLI:NL:CRVB:BH9365 en ECLI:NL:RVS:2010:BN4281) bestaat procesbelang bij een beroep voor zover dat is gericht tegen het niet vergoeden van de in de bezwaarfase gemaakte kosten. Het College stelt in dit verband vast dat het beroep van appellanten is gericht tegen de afwijzing van het verzoek om vergoeding van een gedeelte van die kosten. Het College acht het beroep daarom ontvankelijk en overweegt verder als volgt.
4.2
Ten aanzien van de kosten voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de bezwaarprocedure geldt dat het Besluit proceskosten bestuursrecht uitgaat van een forfaitaire vaststelling hiervan. Voor zover de door appellanten op dit punt gemaakte kosten het forfaitair vastgestelde bedrag overtreffen komen deze niet voor vergoeding in aanmerking. De vaststelling door verweerder van de vergoeding van € 437,- (het destijds geldende tarief) voor de in bezwaar aan appellanten verleende rechtsbijstand is, gelet op het voorgaande, juist. Deze grond slaagt niet.
4.3.1
Over de kosten van de GPS-meting oordeelt het College als volgt.
4.3.2
Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) komen kosten voor vergoeding in aanmerking voor zover de belanghebbenden deze kosten in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs hebben moeten maken.
4.3.3
Verweerder heeft de resultaten van de door appellanten in het geding gebrachte GPS-meting grotendeels overgenomen bij de heroverweging van het primaire besluit, voor zover het ziet op de vaststelling van de oppervlaktes van de percelen van appellanten. Daarmee houdt deze GPS-meting een voldoende nauw verband met het bezwaar voor het oordeel dat appellanten deze kosten redelijkerwijs hebben gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid van de Awb. Hierbij is in aanmerking genomen dat de GPS-meting na de indiening door appellanten van de gecombineerde opgave voor 2011 is verricht op 24 mei van dat jaar. Er is derhalve sprake van een andere situatie dan in de uitspraak van het College van 24 april 2013 ECLI:NL:CBB:2013:CA0933.
4.3.4
Wat de te vergoeden kosten van een GPS-meting betreft heeft het College in een eerdere uitspraak (ECLI:NL:CBB:2013:CA1014) geoordeeld dat een tarief van € 60,-- per uur redelijk is. Bij gebreke van een urenspecificatie - zoals in dit geval - wordt een vergoeding van € 15,-- per hectare gehanteerd, waarbij de aanname is dat per uur 4 hectare kan worden gemeten. Niet in geschil is dat de GPS-meting in dit geval op 109 ha betrekking had. Dat betekent dat een vergoeding van € 1.635,- redelijk is. Voor zover aan appellanten een hoger bedrag in rekening is gebracht hoeft verweerder dit niet te vergoeden.
5. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit, voor zover daarbij de kosten van het GPS-rapport niet zijn vergoed, dient te worden vernietigd. Het College ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door te bepalen dat verweerder de kosten van het GPS-rapport tot een bedrag van € 1.635,- vergoedt (109 hectare à € 15,-).
6.
Verweerder wordt veroordeeld in de door appellanten voor deze beroepsprocedure gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn vastgesteld op € 552,- waarbij is uitgegaan van verleende rechtsbijstand bij het opstellen van een beroepschrift en het verschijnen ter zitting (2 punten) in een zaak van licht gewicht (wegingsfactor 0,5; bedrag per punt € 472,-), aangevuld met een vergoeding van € 80,- wegens reiskosten.

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij het verzoek om vergoeding van de kosten van het GPS-rapport is afgewezen;
  • bepaalt dat verweerder de kosten van het GPS-rapport tot een bedrag van € 1.635,- alsnog vergoedt;
  • bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats komt van het vernietigde (onderdeel van het) bestreden besluit;
  • veroordeelt verweerder in de door appellanten gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 552,-;
  • bepaalt dat verweerder het door appellanten betaalde griffierecht, zijnde € 310,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, mr. R.C. Stam en mr. S.C. Stuldreher, in aanwezigheid van mr. C.M. Leliveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2013.
w.g. C.J. Waterbolk w.g. C.M. Leliveld