ECLI:NL:CBB:2014:427
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- R.R. Winter
- E. Dijt
- C.J. Waterbolk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen bestuurlijke boete op basis van de Meststoffenwet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de maatschap [naam 1], [naam 2] en [naam 3] tegen de staatssecretaris van Economische Zaken, naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank Breda van 15 mei 2012. De maatschap was in beroep gegaan tegen een bestuurlijke boete die was opgelegd wegens overtreding van artikel 7 van de Meststoffenwet (Msw). De rechtbank had de boete bevestigd, maar de maatschap was het daar niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld.
In een tussenuitspraak van 28 mei 2014 (ECLI:NL:CBB:2014:310) heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven de staatssecretaris opgedragen om het besluit van 14 december 2011 te herstellen. Dit herstel moest betrekking hebben op de berekening die ten grondslag lag aan de opgelegde boete. De staatssecretaris heeft vervolgens op 8 juli 2014 een nieuwe berekening aan het College gestuurd, waaruit bleek dat er geen sprake was van overschrijding van de gebruiksnormen in 2007, wat leidde tot het vervallen van de bestuurlijke boete.
De appellanten hebben in hun zienswijze op deze nieuwe berekening aangegeven dat zij zich konden vinden in de conclusie van de staatssecretaris. Het College heeft vervolgens geoordeeld dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moest worden, met uitzondering van de beslissingen over het griffierecht en de proceskosten. Het College heeft het beroep van de appellanten gegrond verklaard, het besluit van 14 december 2011 vernietigd en het primaire boetebesluit van 7 juli 2009 herroepen.
Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de appellanten, vastgesteld op € 974,-. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer op 14 november 2014, in aanwezigheid van de griffier.