ECLI:NL:CBB:2015:276

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
30 juli 2015
Publicatiedatum
5 augustus 2015
Zaaknummer
AWB 12/817 AWB 12/818
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over geschilbeslechting tarieven 084/087-dienstverlening tussen Tele 2, BT en KPN

In deze tussenuitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 30 juli 2015, wordt een geschil behandeld tussen Tele 2 Nederland B.V. en BT Nederland B.V. als appellanten, en de Autoriteit Consument en Markt (ACM) als verweerster, met KPN B.V. als derde-partij. Het geschil betreft de tarieven voor de afhandeling van verkeer naar 084/087-nummers, waarbij de appellanten van mening zijn dat KPN deze tarieven onterecht als transitdienst heeft gefactureerd in plaats van als gespreksafgiftedienst. De ACM had eerder geoordeeld dat er geen overeenstemming bestond over de tarieven en dat de tarieven niet in strijd waren met de Telecommunicatiewet. De appellanten hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij stellen dat de tarieven wel degelijk onredelijk zijn en dat ACM de terugwerkende kracht van de tarieven had moeten vaststellen vanaf 1 januari 2006. Het College concludeert dat ACM de beoordeling ten onrechte heeft beperkt tot de periode vanaf 26 maart 2010 en 23 december 2011, en dat er gebreken zijn in de bestreden besluiten. Het College draagt ACM op om deze gebreken binnen 13 weken te herstellen en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 12/817 en 12/818
15300

uitspraak van de meervoudige kamer van 30 juli 2015 in de zaak tussen

1.Tele 2 Nederland B.V. (Tele 2), te Amsterdam,

2) BT Nederland B.V.(BT), te Amsterdam,
appellanten, (gemachtigde: mr. P. Burger),
en

de Autoriteit Consument en Markt (ACM), verweerster

(gemachtigden: mr. J.C. Hamming, mr. F. de Ruijter en mr. R. Hoepelman).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:KPN B.V. (KPN), te Den Haag

(gemachtigden: mr. L.P.W. Mensink en mr K.W.M. Schrama).

Procesverloop

Bij besluit van 29 juni 2012 heeft ACM beslist op de aanvraag van Tele 2 van 3 januari 2012 tot beslechting van een geschil tussen Tele 2 en KPN betreffende de tarieven voor de afhandeling van verkeer naar 084/087-nummers.
Bij besluit van, eveneens, 29 juni 2012 heeft ACM beslist op de aanvraag van BT van 20 januari 2012 tot beslechting van een geschil tussen BT en KPN over hetzelfde onderwerp.
Appellanten hebben tegen de besluiten van 29 juni 2012 (de bestreden besluiten) beroep ingesteld en verzocht de zaken gevoegd te behandelen..
ACM heeft een verweerschrift ingediend.
KPN heeft een schriftelijke uiteenzetting over de zaak gegeven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2014. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Verder zijn verschenen [naam 1] voor appellanten en [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] voor KPN.

Overwegingen

1.1
KPN, Tele 2 en BT zijn aanbieders van openbare telefoondiensten. Tele 2 en BT bieden hun eindgebruikers toegang tot eindgebruikers die via 084/087-nummers bereikbaar zijn door het verkeer dat bestemd is voor 084/087-nummers af te leveren op het KPN-netwerk waar de 084/087-dienstenaanbieders opereren. De 084/087-diensten zijn bereikbaarheidsdiensten of persoonlijke assistent-diensten (pa-diensten). Deze diensten worden verleend aan de gebelde eindgebruiker en bieden deze eindgebruiker bereikbaarheid op wisselende aansluitingen alsmede keuze voor de vorm waarin een bericht de eindgebruiker bereikt (fax, voice mail of e-mail).
1.2
Tussen KPN en BT bestaat een interconnectie-overeenkomst die op 14 juli 1997 is gesloten. De interconnectierelatie tussen KPN en Tele 2 wordt beheerst door een interconnectie-overeenkomst die op 20 mei 1998 is gesloten, alsmede een eveneens uit 1998 afkomstige overeenkomst tussen KPN en een rechtsvoorganger van Tele 2 (Versatel). Voor het afhandelen van het verkeer van Tele 2 respectievelijk BT bestemd voor PA-dienstverleners, brengt KPN aan appellanten op grond van deze overeenkomsten het tarief van een Premium Transit-dienst in rekening.
1.3
Bij brieven van 26 maart 2010 en 2 juni 2010 respectievelijk 23 december 2011 hebben Tele 2 respectievelijk BT aan KPN te kennen gegeven niet akkoord te gaan met de wijze waarop KPN de afhandeling van het 084/087-verkeer kwalificeert en factureert. Volgens appellanten dient de afhandeling van 084/087-verkeer te worden gefactureerd als gespreksafgiftedienst. KPN heeft op 22 juli 2010 aan Tele 2 en op 11 januari 2012 aan BT bericht dat het 084/087-verkeer weliswaar onder de noemer transitdienst wordt gefactureerd, maar dat door beide appellanten een gespreksbouwdienst wordt afgenomen, zoals valt af te leiden uit de omstandigheid dat het betreffende verkeer aan eindgebruikers in overeenstemming met de tarieven van de COIN staalkaart wordt gefactureerd.
1.4
Vervolgens hebben appellanten zich ieder met een gelijkluidende aanvraag tot geschilbeslechting tot ACM gewend. ACM is primair verzocht om vast te stellen dat tussen Tele 2 en KPN alsmede tussen BT en KPN op grond van de interconnectie-overeenkomst geen overeenstemming bestaat over de dienst gespreksafgifte op 084/087-nummers en dat het KPN niet is toegestaan om voor die dienst de transitdienst te gebruiken en een transittarief te rekenen. Voorts verzoeken appellanten om KPN te verplichten met appellanten een overeenkomst voor deze dienst te sluiten met ingang van 1 januari 2006 en te bepalen dat KPN in die overeenkomst het (van tijd tot tijd) geldende FTA-tarief dient op te nemen en in rekening te brengen, dan wel tarieven te hanteren op een door ACM vast te stellen redelijk niveau. Subsidiair hebben appellanten aan ACM verzocht om te bepalen dat de tarieven die KPN op basis van de interconnectie-overeenkomsten in rekening brengt voor de afgifte van 084/087-verkeer bij dienstenaanbieders aangesloten op het netwerk, in strijd zijn met het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet (Tw, meer specifiek het FTA-1 en FTA-2 besluit, althans artikel 6.3 van de Tw in samenhang met artikel 2 van het BI, hierna: BI) en te bepalen dat KPN voor het door appellanten aangeleverde 084/087-verkeer vanaf 1 januari 2006 niet meer in rekening mag brengen dan het (van tijd tot tijd) geldende regionale FTA-tarief, dan wel een door ACM vast te stellen redelijk tarief.
2.1
ACM heeft geoordeeld dat, ondanks het feit dat de overeenkomsten geen amendement voor de afgifte van 084/087-verkeer bevatten en de geboden dienstverlening geen transitdienst behelst, sprake is van een overeenkomst tussen Tele2 en KPN alsmede tussen BT en KPN op grond van de omstandigheid dat partijen jarenlang, structureel en zonder onderbreking de afgifte van 084/087-verkeer hebben gerealiseerd en financieel afgehandeld op basis van een gespreksopbouwmodel. ACM heeft de aanvraag daarom opgevat als een aanvraag in de zin van artikel 12.2, eerste lid, van de Tw.
2.2
Ten aanzien van de periode waarover het besluit van ACM zich kan uitstrekken, heeft ACM bepaald dat die periode aanvangt op het moment dat KPN rekening kon houden met de mogelijkheid dat ACM tarieven zou vaststellen, zijnde het moment waarop Tele 2 respectievelijk BT kenbaar heeft gemaakt dat naar hun oordeel de afgiftetarieven niet in overeenstemming zijn en waren met de geldende wet- en regelgeving, mede gelet op het voor KPN kenbare standpunt van ACM ten aanzien van de hoogte van FTA-tarieven voor 084/087-nummers. De periode vangt derhalve aan op 26 maart 2010 (Tele 2), respectievelijk 23 december 2011 (BT).
2.3
Vervolgens heeft ACM geconcludeerd dat de gehanteerde tarieven niet in strijd zijn met een verplichting bij of krachtens de Tw op grond van de volgende redenen. Voor de periode vanaf 26 maart 2010 c.q. 23 december 2011 (tot op het moment van het nemen van de bestreden besluiten) geldt geen tariefregulering op basis van een marktanalysebesluit ten aanzien van het afgifte op 084/087-nummers. Het College heeft de marktafbakening van het FTA-2 besluit vernietigd voor zover daarin is vastgelegd dat gespreksafgifte op 084/087-nummers op een afzonderlijk netwerk wel en gespreksafgifte op 085-nummers niet deel uitmaakt van de relevante markten. Daardoor kwamen de per 1 januari 2009 aan KPN opgelegde verplichtingen in verband met het 084/087-verkeer te vervallen. Op 7 juli 2010 heeft ACM het marktanalysebesluit (FTA-3) vaste en mobiele gespreksafgifte genomen, maar ook dat is vernietigd voor zover betrekking hebbend op de kwalificatie van 084/087-diensten in de marktafbakening. Derhalve kan slechts getoetst worden aan artikel 6.3 (oud) van de Tw, gelezen in samenhang met artikel 2 (oud) van het BI, dan wel artikel 6.5 (nieuw) van de Tw, gelezen in samenhang met artikel 2 (nieuw) van het BI. Op grond van deze bepalingen hebben partijen een resultaatsverplichting voor het tot stand brengen en waarborgen van eind- tot eindverbindingen. De wetgever heeft beoogd dat aanbieders in het kader van het tot stand brengen van interoperabiliteit redelijke tarieven hanteren. Indien partijen er niet in slagen een tarief overeen te komen, dan stelt ACM op aanvraag een redelijk (kostengeoriënteerd) tarief vast. In dit geval zijn er echter overeenkomsten gesloten en hebben Tele 2 en BT subsidiair verzocht vast te stellen dat de tarieven die KPN in rekening brengt voor afgifte van het 084/087-verkeer op basis van de interconnectie-overeenkomsten in strijd zijn met het bepaalde bij of krachtens de Tw (meer specifiek het FTA-1 en FTA-2 marktanalysebesluit althans artikel 6.3 van de Tw, gelezen in samenhang met artikel 2 van het BI). Het verzoek richt zich dus specifiek op de beoordeling van de rechtmatigheid van tarieven. Een duidelijke wettelijke grondslag is vereist alvorens ACM hetgeen door partijen is overeengekomen terzijde kan schuiven en kan ingrijpen in de relatie tussen partijen. ACM is van oordeel dat hoofdstuk 6 van de Tw geen expliciete verplichting kent inzake het hanteren van een (redelijk) FTA-tarief.
2.4
Nu er een wettelijke grondslag ontbreekt waaraan de tarieven dienen te worden getoetst kan ACM niet anders dan tot het oordeel komen dat de tarieven niet in strijd zijn met de wet. ACM wijst de aanvraag dan ook af.
3.1
Tele 2 en BT kunnen zich niet verenigen met het bestreden besluit en voeren daartoe allereerst aan dat, anders dan ACM heeft aangenomen, tussen Tele 2 en KPN respectievelijk BT en KPN geen overeenstemming bestaat en heeft bestaan over de tarieven voor de afhandeling van het 084/087-verkeer naar het netwerk van KPN.
3.2
Het College onderschrijft het standpunt van ACM dat de afhandeling van het 084/087-verkeer van BT en Tele 2 door KPN wordt beheerst door de tussen BT en KPN in 1997 en de tussen Tele 2 en KPN in 1998 gesloten interconnectie-overeenkomsten. Van deze interconnectie-overeenkomst maakt, zoals KPN terecht naar voren heeft gebracht, deel uit de annex “PTT Telecom PSTN Premium Transit Connect Service”. In de tarieventabel is een opsomming van Third Telecom Providers opgenomen, waaronder “Personal Number PTT Telecom” bereikbaar via de 087-nummerreeks, waarmee, zoals gesteld en niet bestreden, wordt gedoeld op PA-dienstverleners op het netwerk van KPN. De annex is later geamendeerd met een amendement betreffende “KPN Telecom PSTN Premium Transit Connect Service”. Bij brief van 12 april 2005 over de introductie van het KPN MultiMedia platform aan alle marktpartijen heeft KPN uitgebreid de tarifering van 084-verkeer (voor nomadische diensten) op grond van het gespreksopbouwmodel uiteengezet, vermeld dat de betreffende diensten op de factuur worden geplaatst onder de “KPN Telecom PSTN Premium Transit Connect Service” en dat de kosten voor transit in dit model niet voor rekening van de gespreksaanbiedende partij komen. Dit heeft niet geleid tot een reactie van appellanten. Het 084/087-verkeer afkomstig van de netwerken van BT en Tele 2 en bestemd voor het KPN-netwerk waar de 084/087-dienstenaanbieders opereren, is jarenlang structureel en zonder onderbreking afgehandeld. Niet bestreden is dat de dienstverlening vanaf de aanvang als gespreksopbouw gefactureerd en betaald is. Uit deze omstandigheden kan worden afgeleid dat de interconnectie-overeenkomsten door de daarbij betrokken partijen - BT en KPN respectievelijk Tele 2 en KPN – toereikend werd geacht als basis voor het aanbieden en afnemen van de 084/087- dienstverlening volgens het gespreksopbouwmodel. Dat dit gebeurde onder de noemer transitdienstverlening maakt niet, zoals appellanten stellen, dat de dienstverlening transitdienstverlening was. De feitelijke afhandeling, met name de facturering op basis van het gespreksopbouwmodel, is doorslaggevend. De EKAN-jurisprudentie is in dit verband dan ook niet relevant. Dat appellanten, zoals zij stellen, tot 2009 voor het bellen naar 084/087-nummers geografische tarieven in rekening bracht aan haar eindgebruikers, is evenmin relevant. Het geschil betreft de wholesaletarieven die KPN aan Tele 2 en BT in rekening brengt voor de 084/087-dienstverlening en staat los van de tarifering van appellanten aan de eigen eindgebruikers. Voor zover appellanten zich niet bewust zijn geweest van het feit dat zij aan KPN gespreksopbouwtarieven betalen voor de 084/087-dienstverlening, blijft dat voor hun eigen rekening.
3.3
Uit het bovenstaande volgt dat ACM de aanvragen tot geschilbeslechting van Tele 2 en BT terecht heeft opgevat als een aanvraag op grond van artikel 12.2, tweede lid van de Tw. ACM heeft dan ook terecht getoetst of de tarieven voor de 084/087-dienstverlening die partijen op basis van de interconnectie-overeenkomsten factureren en betalen in strijd zijn met het bij of krachtens de Tw bepaalde.
4.1
Tele 2 en BT stellen zich op het standpunt dat de invulling door ACM van de noodgedwongen toetsing van de tarieven aan het algemene interoperabiliteitskader van hoofdstuk 6 van de Tw en het BI (vanwege het ontbreken van ex-anteregulering ten tijde van het bestreden besluit) niet juist is. In dit verband wijzen appellanten op de parlementaire toelichting bij hoofdstuk 6 van de Tw waarin is opgenomen dat de tarieven die partijen overeenkomen “redelijk” dienen te zijn (artikel 6.3 oud/6.5 nieuw, gelezen in samenhang met. artikel 2 van het BI). Daarbij zijn de gemaakte kosten en het redelijk rendement een belangrijk aanknopingspunt, zo blijkt uit de parlementaire geschiedenis. Het is duidelijk wat de wetgever verstaat onder onredelijke tarieven, het is ook duidelijk wat de kosten voor gespreksafgifte zijn, hoe de FTA-tarieven luiden en hoe hoog de door KPN voor de 084/087-dienstverlening gevraagde tarieven zijn. Dat de invulling van “redelijke tarieven” in de toelichting en niet in de wet zelf staat, maakt dit niet anders.
4.2
Het College overweegt dat ACM terecht heeft vastgesteld dat vanaf de datum waarop BT en Tele 2 aan KPN hebben laten weten niet akkoord te gaan met de voorwaarden waaronder het 084/087-verkeer werd afgehandeld en gefactureerd (26 maart 2010 respectievelijk 23 december 2011) tot het moment van het bestreden besluit (29 juni 2012) geen tariefregulering gold op basis van een marktanalysebesluit vanwege de achtereenvolgende vernietiging door het College bij uitspraak van 8 februari 2012 van de marktafbakening ten aanzien van 084/087-nummers in het marktanalysebesluit vaste gespreksafgifte van 19 december 2008 (FTA-2), waardoor de aan KPN in het kader van afgifte van verkeer naar 084/087-nummers opgelegde verplichtingen vanaf 1 januari 2009 kwamen te vervallen (ECLI:NL:CBB:2012:BV3078) en de daarop volgende vernietiging van het College bij uitspraak van 31 augustus 2011 van het op 7 juli 2010 genomen marktanalysebesluit vaste en mobiele gespreksafgifte (FTA-MTA-3) voor zover ACM daarin heeft geconcludeerd dat gespreksafgifte op 084/087-nummers op een afzonderlijk vast netwerk deel uitmaakt van de relevante markten (ECLI:NL:CBB:2011:BR6195). Bij besluit van 2 juli 2012 heeft ACM vastgesteld dat 084/087-nummers zonder vervolgdienst behoren tot de markt voor gespreksafgifte. Voor alle aanbieders van vaste gespreksafgifte op 084/087-nummers zonder vervolgdienst gelden met ingang van 1 augustus 2012 dezelfde verplichtingen als die zijn opgelegd aan de aanbieders voor vaste gespreksafgifte op overige nummers in de dictumonderdelen IX tot en met XVI van het marktanalysebesluit. De hiertegen gerichte beroepen heeft het College ten slotte met zijn uitspraak van 22 mei 2013 ongegrond verklaard (ECLI:NL:CBB:2013:CA1165). Als gevolg hiervan geldt vanaf 1 augustus 2012 een tariefplafond voor gespreksafgifte.
4.3
In de periode 1 januari 2009 tot en met 1 augustus 2012 was derhalve geen tariefregulering voor 084/087-dienstverlening van kracht. Uit de uitspraak van het College van 27 september 2006 (ECLI:NL:CBB:2006:AY8879) volgt dat in de algemene wettelijke interoperabiliteitsverplichting (van artikel 6.1, eerste lid, van de Tw (oud), ten tijde van belang gewijzigd artikel 6.1, eerste lid, van de Tw) niet besloten ligt een verplichting tot het hanteren van redelijke tarieven. ACM heeft derhalve terecht geoordeeld dat de tarieven in de periode 26 maart 2010 respectievelijk 23 december 2011 tot 29 juni 2012 (de bestreden besluiten) niet in strijd zijn met het bij of krachtens de Tw bepaalde.
5.1
Tele 2 en BT hebben gesteld dat ACM haar beoordeling had moeten laten uitstrekken over de periode vanaf 1 januari 2006. Partijen wijzen er in dat verband op dat de tarieven voor 084/087-dienstverlening vanaf 1 januari 2006 zijn gereguleerd (tot 1 januari 2009) op grond van het marktanalysebesluit wholesalemarkten voor gespreksafgifte op afzonderlijke openbare telefoonnetwerken, verzorgd op een vaste locatie van 21 december 2005 (FTA-1). Vanaf 1 januari 2006 rust aldus op KPN de verplichting om voor 084/087-dienstverlening zoals in het marktanalysebesluit omschreven, geen hogere tarieven in rekening te brengen dan het FTA-afgiftetarief.
5.2
ACM stelt dat voor de (beperkte) terugwerkende kracht bepalend is het moment waarop voor KPN kenbaar was dat partijen het niet eens waren met de tarifering en dat KPN rekening kon houden met de mogelijkheid dat ACM de tarieven lager zou vaststellen. In dat verband verwijst ACM naar de uitspraak van het College van 16 juni 2005 (ECLI:NL:CBB:2005:AT7789), waarin is opgenomen:
“ In aanmerking genomen dat KPN van meet af aan duidelijk heeft gemaakt dat zij niet instemde met de verschillende FTA-tarieven die Versatel vanaf 1 juni 2002 wenste te hanteren en KPN ter zake reeds op 8 juli 2002 een eerste verzoek om geschilbeslechting heeft ingediend bij OPTA, diende Versatel rekening te houden met de mogelijkheid dat de FTA-tarieven op een lager niveau zouden worden vastgesteld dan het door haar gewenste niveau en kan aan het rechtszekerheidsbeginsel geen argument worden ontleend voor de stelling dat het besluit van OPTA slechts kan gelden voor de periode vanaf 2 november 2004 (datum besluit) dan wel 14 mei 2004.”
5.3.1
Het College overweegt dat in het door ACM aangehaalde geval geen overeenstemming was over de niet-gereguleerde tarieven waar het geschil betrekking op had. In geval het geschil niet-gereguleerde tarieven betreft, is aanknoping bij het moment waarop kenbaar is dat geen overeenstemming bestaat over de tarieven op grond van het rechtszekerheidsbeginsel aangewezen. In de voorliggende gevallen gaat het echter om gereguleerde tarieven. ACM leest in deze uitspraak, naar het oordeel van het College, ten onrechte de algemene regel dat geschilbeslechting over het verleden slechts is toegestaan vanaf het moment dat tussen de geschilpartijen duidelijkheid bestaat dat er een geschil bestaat.
5.3.2
Het College sluit aan bij de uitspraak van 18 juli 2008 (ECLI:NL:CBB:2008:BE9674) waarin is overwogen:
“ Het College herinnert allereerst aan zijn uitspraak van 16 juni 2005 (…). Uit die uitspraak blijkt, dat bij beantwoording van de vraag of aan een geschilbesluit terugwerkende kracht kan worden verleend, bezien moet worden op wat voor soort verplichting het geschil betrekking heeft. In casu gaat het om de voorwaarden waaronder interconnectie geleverd wordt. Over die voorwaarden bestond tussen de betrokken partijen geen overeenstemming. (…)
(...)
Het College dient vervolgens de vraag te beantwoorden of het vertrouwensbeginsel dan wel het rechtszekerheidsbeginsel er in dit geval aan in de weg staat dat OPTA in het geschilbesluit met terugwerkende kracht tarieven vaststelt.”
5.3.3
Zoals ACM reeds in de geschilbesluiten heeft vastgesteld, staat in de voorliggende gevallen het vertrouwensbeginsel niet aan terugwerkende kracht in de weg. De tarieven zijn immers vanaf 1 januari 2006 tot 1 januari 2009 gereguleerd op grond van het marktanalysebesluit. Er is geen besluit van ACM nodig, zodat aan het uitblijven daarvan geen vertrouwen kan worden ontleend. Het rechtszekerheidsbeginsel vormt naar het oordeel van het College evenmin een beletsel voor het aannemen van terugwerkende kracht tot 1 januari 2006. De tarieven voor 084/087-dienstverlening zoals omschreven in het marktanalysebesluit, zijn immers vanaf 1 januari 2006 kenbaar, zodat KPN rekening kon houden met eventuele geschillen over daarvan afwijkende tarieven. Hieruit volgt dat ACM de beoordeling ten onrechte heeft beperkt tot de periode vanaf 26 maart 2010 (Tele 2) respectievelijk 23 december 2011 (BT). De tweede beroepsgrond slaagt.
5.4.1
Ten aanzien van de periode 1 januari 2006 tot 1 januari 2009 overweegt het College als volgt. KPN en BT verschillen van mening over de vraag of het FTA-1 besluit het KPN verbiedt over het tijdvak van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2008 om de kosten (anders dan het afgiftetarief) van het op haar netwerk terminerend 084/087-verkeer volgens het originating model bij de beller in rekening te brengen. KPN betwist dat FTA-1 hem verplicht om het verkeer naar op haar netwerk aangesloten 084/087-nummers volgens het gemaximeerde afgiftetarief af te handelen. Daartoe voert KPN aan dat FTA-1 geen toegangsverplichting aan KPN oplegt voor gespreksafgifte naar 084/087-nummers en daarmee de ruimte laat tot afhandeling volgens (de hogere tarieven van) het originating model. ACM heeft dit geschilpunt niet beoordeeld vanwege het uitgangspunt van beperkte terugwerkende kracht.
5.4.2
Ten aanzien van dat geschilpunt is het debat tussen partijen in deze procedure nog onvoldoende ontwikkeld, zodat het College onvoldoende is voorgelicht om daarover een beslissing te kunnen nemen.
5.4.3
Gezien deze omstandigheden ligt het bestreden besluit voor vernietiging gereed voor wat betreft het oordeel over terugwerkende kracht. Het College zal ACM opdragen om dat gebrek te herstellen.
6.1
Het College ziet in het belang van een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding om ACM op te dragen de hierboven geconstateerde gebreken in de bestreden besluiten te herstellen dan wel nieuwe besluiten te nemen. Hiertoe zal een termijn van 13 weken worden gesteld.
6.2
Het College zal vervolgens appellanten in de gelegenheid stellen om binnen zes weken schriftelijk hun zienswijze te geven over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld. In dit geval en in de situatie dat ACM de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal het College in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op de beroepen.
6.3
Het College houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat betekent ook dat over de proceskosten en het griffierecht in de einduitspraak zal worden beslist.

Beslissing

Het College:
  • draagt ACM op om binnen 13 weken na de verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen dan wel andere besluiten daarvoor in de plaats te nemen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, mr. M. van Duuren en mr. J.A.M. van den Berk, in aanwezigheid van mr. O.C. Bos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2015.
w.g. R.C. Stam De griffier is buiten staat te ondertekenen.