ECLI:NL:CBB:2015:52

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
11 maart 2015
Zaaknummer
AWB 13/754
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen bestuurlijke boete voor overtreding van de Transportverordening met betrekking tot het vervoer van varkens

In deze zaak heeft appellante, [naam 1] B.V. uit Eersel, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin een bestuurlijke boete van € 6.000,- was opgelegd wegens overtreding van de Transportverordening. De rechtbank had geoordeeld dat appellante dieren had vervoerd die niet geschikt waren voor transport, namelijk gewonde, zwakke en zieke dieren die niet in staat waren om zich pijnloos te bewegen. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft de zaak behandeld op 16 januari 2015, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank had eerder de argumenten van appellante ongegrond verklaard, en het College heeft in hoger beroep geen nieuwe argumenten gehoord die de eerdere uitspraak konden weerleggen. Het College onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de overtredingen aan appellante kunnen worden toegerekend, aangezien het vervoeren van vee tot de normale bedrijfsvoering behoort. De uitspraak van de rechtbank blijft dan ook in stand, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 13/754
11219
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 januari 2015 op het hoger beroep van:

[naam 1] B.V., te Eersel, appellante

(gemachtigde: mr. W.P.N. Remie),

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 augustus 2013, kenmerk ROT 13/1573, in het geding tussen

appellante en

de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. ing. H.D. Strookman).

Procesverloop in hoger beroep

Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 augustus 2013 (ECLI:NL:RBROT:2013:6552).
Verweerder heeft een reactie op het hogerberoepschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 januari 2015.
Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Voor appellante zijn voorts verschenen [naam 2], bestuurder van appellante, en [naam 3], medewerker van appellante.

Grondslag van het geschil

1.1
Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.
1.2
Verweerder heeft appellante een bestuurlijke boete van € 6.000,- opgelegd wegens overtreding van artikel 6, derde lid, in verbinding met bijlage I, hoofdstuk I, punten 1 en 2, onder a, van Verordening (EG) nr. 1/2005 (hierna: Transportverordening). De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard.
In hoger beroep is – evenals bij de rechtbank – in geschil de vraag of voldoende is vast komen te staan dat sprake was van gewonde, zwakke en zieke dieren, die niet in staat worden geacht te worden vervoerd omdat zij niet in staat waren zich op eigen kracht pijnloos te bewegen of zonder hulp te lopen, zoals bepaald in Bijlage I, Hoofdstuk I, paragraaf 2, onder a bij de Transportverordening.

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

2.1
De rechtbank heeft uitvoerig, gedetailleerd gemotiveerd waarom zij de toezichthoudende dierenarts Quax heeft gevolgd in het oordeel dat 7 dieren niet geschikt waren voor vervoer. Door deze varkens te vervoeren heeft appellante gehandeld in strijd met artikel 6, derde lid, in verbinding met Bijlage I, Hoofdstuk I, punt 1 en 2, onder a, van de Transportverordening.
2.2
Appellanten hebben in hoger beroep geen nadere argumenten aangevoerd die niet reeds in beroep bij de rechtbank zijn ingebracht. Hetgeen appellanten in hoger beroep hebben aangevoerd leidt naar het oordeel van het College niet tot een andere conclusie dan die van de rechtbank. Het College onderschrijft het oordeel van de rechtbank volledig en maakt de overwegingen van de rechtbank tot de zijne.
2.3
Voor zover appellante zich erop heeft beroepen dat de overtredingen niet aan haar kunnen worden toegerekend overweegt het College dat, nu het vervoeren van vee tot de normale bedrijfsvoering van appellante behoort, de overtredingen in beginsel aan haar kunnen worden toegerekend. Het College wijst hierbij naar vaste jurisprudentie, onder meer naar zijn uitspraak van 17 juni 2014 (ECLI:NL:CBB:2014:222). Appellante heeft niets aangevoerd waaruit het College kan afleiden dat de overtredingen haar niet kunnen worden toegerekend.
3. Gelet op het voorgaande is het hoger beroep ongegrond. Dat betekent dat de aangevallen uitspraak in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Dijt, in aanwezigheid van mr. L.C. Bannink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2015.
w.g. E. Dijt w.g. L.C. Bannink