Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 27 mei 2016 in de zaak tussen
[naam 1] en [naam 2] , te [plaats] , appellanten
de staatssecretaris van Economische zaken, verweerder
Procesverloop
€ 1000,-.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak hebben appellanten, [naam 1] en [naam 2], beroep ingesteld tegen de besluiten van de staatssecretaris van Economische Zaken, waarbij hun bezwaarschriften tegen dwangsombesluiten niet-ontvankelijk zijn verklaard. De dwangsombesluiten waren opgelegd wegens het niet verstrekken van gegevens over het jaar 2012 inzake (kunst)mest, wat een overtreding van de Meststoffenwet opleverde. De appellanten stelden dat zij de dwangsombesluiten niet hadden ontvangen, omdat hun brievenbus herhaaldelijk was ontvreemd. De staatssecretaris betwistte dit en stelde dat de besluiten naar het juiste adres waren verzonden.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de argumenten van beide partijen overwogen. Het College oordeelde dat de staatssecretaris niet aannemelijk had gemaakt dat de dwangsombesluiten op de voorgeschreven wijze waren bekendgemaakt. De besluiten waren niet aangetekend verzonden en er ontbraken specifieke gegevens over de verzending. Hierdoor waren de dwangsombesluiten niet in werking getreden en hadden ze geen rechtsgevolg.
Het College verklaarde de beroepen van appellanten gegrond en vernietigde de besluiten van 28 mei 2014 en 4 juni 2014, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van deze besluiten in stand blijven. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van appellanten, die op € 1470,- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 mei 2016.