4.8[naam 1] is een kleine onderneming zonder eigen personeel met als taken en activiteiten, het beheren c.q. uitvoeren van de afgesloten obligatieleningen, het beleggen van vermogen in onroerende zaken gelegen in [locatie] , en het beheren c.q. uitvoeren van de aan [naam 5] verstrekte geldlening. De verboden gedraging vormt aldus de kern van haar activiteiten. [naam 6] B.V. ( [naam 6] ) is sedert haar oprichting op 15 juli 2010 bestuurder en enig aandeelhouder van [naam 1] met in ieder geval in de periode van 16 juni 2011 tot en met 16 februari 2013 als taakomschrijving, het managen van de zaken van de vennootschap [naam 1] , het optreden als bestuurder van deze vennootschap en alle verdere daarmee verband houdende of daaraan bevorderlijke werkzaamheden. Bestuurders van [naam 6] zijn [naam 2] , [naam 3] en [naam 7] . Uiteindelijk aandeelhouder van [naam 6] en derhalve van [naam 1] is [naam 8] B.V. met als bestuurder (CEO) [naam 2] . [naam 6] is een 100% dochter van [naam 9] B.V. die op haar beurt 100% dochter is van [naam 8] B.V. [naam 8] B.V. houdt indirect, via [naam 10] B.V. en [naam 11] , ongeveer 58,28% van de aandelen in [naam 5] . [naam 1] houdt 5,14% van de aandelen in [naam 5] en 5,3105% indirect via [naam 12] B.V. en [naam 13] B.V.
4.9.1[naam 2] is sedert 21 september 2007 bestuurder (CEO) van [naam 6] en middellijk bestuurder van [naam 1] . [naam 2] is zelfstandig bevoegd [naam 1] te vertegenwoordigen. [naam 2] is ook bestuurder van [naam 5] en aandeelhouder (20%) van [naam 8] B.V. Tijdens bestuursvergaderingen van [naam 6] kwam men onderling tot de belangrijke beslissingen, zoals het besluit over de structuur van [naam 1] ; het ging daarbij niet om een akkoord van een of meerdere individuele directieleden. De structurering van de financiering van het [naam 14] alsook de opdracht tot de emissie III is genomen door de directie van [naam 6] . [naam 2] heeft de shareholder loan agreements tussen [naam 1] en [naam 5] namens beide partijen ondertekend. Betalingen uit hoofde van deze overeenkomsten aan [naam 5] zijn alle door [naam 2] geaccordeerd én feitelijk geëffectueerd door aan de bank opdracht tot de overmaking te geven.
4.9.2[naam 2] heeft deze feiten niet betwist maar heeft betoogd dat DNB de feitelijke verhoudingen miskent en in dat verband gewezen op de taakverdeling binnen het bestuur. Volgens [naam 2] heeft hij geen expertise op het gebied van fondsstructuren en heeft hij zich laten voorlichten door [naam 7] en externe adviseurs en zich vervolgens laten overtuigen om te opteren voor de door hen gekozen structuur. Voorts voert [naam 2] aan dat hij de shareholder loan agreements heeft ondertekend omdat hij als enige van de bestuurders zelfstandig bevoegd was om de vennootschap te vertegenwoordigen. Het fiatteren van de overboekingen van de gelden naar [naam 5] is volgens [naam 2] geen relevante omstandigheid. De overboeking van de gelden zijn voorgesteld en voorbereid vanuit de financiële afdeling in Nederland. Dat [naam 2] deze overboekingen fiatteerde en niet bijvoorbeeld [naam 7] (al dan niet tezamen met [naam 3] ) was om niet alle verantwoordelijkheden in één hand te leggen. [naam 7] was immers al verantwoordelijk voor het opzetten en structureren van de fondsen. Om de verantwoordelijkheden te spreiden en toepassing te geven aan het “vier ogen principe” had [naam 1] interne procedures die onder meer inhielden dat dergelijke boekingen in Nederland werden voorbereid door [naam 7] en vervolgens gefiatteerd werden door [naam 2] in [locatie] , aldus [naam 2] .
4.9.3Naar het oordeel van het College bevestigt hetgeen [naam 2] omtrent de feitelijke verhoudingen naar voren heeft gebracht dat [naam 2] volledig op de hoogte was van de verboden gedraging en dat hij mede verantwoordelijk was voor de investeringsstructuur van [naam 1] . De spreiding van verantwoordelijkheden binnen [naam 1] , zoals door [naam 2] beschreven, brengt niet mee dat [naam 2] erop heeft kunnen en mogen vertrouwen dat een andere bestuurder aan de verboden gedraging een einde zou maken. De nauwe samenwerking en de (grotendeels) gezamenlijke besluitvorming van de bestuurders maken dat aan de onderlinge taakverdeling minder betekenis toekomt en het niet relevant is wie van de leidinggevenden precies welke gedragingen heeft verricht. Uit het vorenstaande volgt dat [naam 2] bevoegd en ook redelijkerwijs gehouden was om de gedragingen van [naam 1] waarmee artikel 2:11, eerste lid, van de Wft is overtreden te voorkomen en/of te beëindigen. [naam 2] heeft niet alleen maatregelen achterwege gelaten ter voorkoming van de verboden gedragingen, maar daaraan ook een actieve bijdrage geleverd. Gelet op het vorenstaande is het College van oordeel dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat [naam 2] als feitelijk leidinggevende aan de overtreding kan worden aangemerkt.
4.10.1[naam 3] is per 1 januari 2010 werkzaam voor [naam 6] , aanvankelijk als werknemer en vanaf 1 augustus 2010 als bestuurder. Zij is alleen met een andere bestuurder bevoegd de rechtspersoon te binden. [naam 3] is als bestuurder verantwoordelijk voor de operationele zaken, meer specifiek voor de marketing- en communicatiewerkzaamheden en het officemanagement. [naam 3] heeft erkend dat alle stukken met betrekking tot de investeringsstructuur aan haar als bestuurder zijn voorgelegd en dat zij daarmee heeft ingestemd. Zij was verantwoordelijk voor de website van [naam 1] waarop de prospectussen en overige informatie met betrekking tot de emissies werden geplaatst. [naam 3] is ook bestuurder van [naam 5] en houdt 10% van de aandelen in [naam 8] B.V..
4.10.2[naam 3] heeft deze feiten niet betwist. Zij voert echter aan dat zij binnen [naam 6] niet het inzicht, de macht, en de verantwoordelijkheid had om beslissingen te nemen over de concrete invulling van de investeringsstructuur. Zij heeft er op gewezen dat zij gelet op haar opleiding en eerdere werkervaring geen affiniteit had met het opzetten van (ingewikkelde) investeringsstructuren Volgens [naam 3] verwachtte niemand van haar een inhoudelijk oordeel over de investeringvraagstukken of vraagstukken van juridische aard, haar expertise lag op het commerciële vlak. Zij voert aan vooral naar de investeringsstructuur te hebben gekeken vanuit commercieel oogpunt.
4.10.3Naar het oordeel van het College is [naam 3] weliswaar niet direct en actief betrokken geweest bij de voorbereidende werkzaamheden voor het concreet opzetten van de investeringsstructuur in Nederland, maar heeft zij aan de (definitieve) besluitvorming daarover, alsook de verdere uitvoering ervan, wel een belangrijke en actieve bijdrage geleverd. Deze inbreng van [naam 3] was essentieel voor het succesvol kunnen aantrekken en uitzetten van gelden. [naam 3] is sedert medio 2010 middellijk bestuurder van [naam 1] en [naam 5] en zij was als een van de drie directeuren bij alle belangrijke beslissingen betrokken en derhalve in de positie om in te grijpen. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat [naam 3] als feitelijk leidinggevende aan de overtreding kan worden aangemerkt. DNB was dan ook bevoegd om op grond van artikel 1:81, tweede lid, van de Wft aan [naam 2] en [naam 3] een bestuurlijke boete op te leggen.