ECLI:NL:CBB:2017:386

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
6 oktober 2017
Publicatiedatum
30 november 2017
Zaaknummer
16/567
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete wegens het verkeerd gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de teelt van pioenrozen

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 6 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een bestuurlijke boete die was opgelegd aan een vennootschap onder firma wegens het verkeerd gebruik van gewasbeschermingsmiddelen bij de teelt van pioenrozen. De staatssecretaris van Economische Zaken had op 27 maart 2015 een boete van € 1.125,- opgelegd, die was gebaseerd op het gebruik van de middelen Dual Gold 960 EC en Sumicidin Super. De rechtbank Rotterdam had deze boete vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Appellante stelde dat de boete niet evenredig was en dat haar bezwaar haar in een slechtere positie had gebracht.

Tijdens de zitting op 25 augustus 2017 werd duidelijk dat de staatssecretaris de boete had gehandhaafd ondanks dat het gebruik van Dual Gold niet langer aan appellante werd aangerekend. Het College oordeelde dat het verkeerd aanwenden van de middelen niet als één overtreding kon worden gekwalificeerd, maar als twee afzonderlijke overtredingen, wat de hoogte van de boete beïnvloedde. Het College concludeerde dat de boete van € 1.125,- niet evenredig was en verlaagde deze tot € 500,-, rekening houdend met de omstandigheden waaronder de overtredingen hadden plaatsgevonden en de medewerking van appellante aan het onderzoek.

De uitspraak van het College vernietigde de eerdere beslissing van de staatssecretaris voor zover deze de boete handhaafde en verklaarde het beroep gegrond. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van appellante, vastgesteld op € 990,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 oktober 2017.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 16/567
32200

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 oktober 2017 op het hoger beroep van:

vennootschap onder firma [naam 1] , te [plaats] , appellante

(gemachtigde: mr. M.J. Smaling),

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 mei 2016, kenmerk 15/6067, in het geding tussen
appellante
en

de staatssecretaris van Economische Zaken (de staatssecretaris)

(gemachtigde: mr. W.C.M. Niekus).

Procesverloop in hoger beroep

Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 mei 2016 (aangevallen uitspraak).
De staatssecretaris heeft een reactie op het hogerberoepschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2017. Voor appellante zijn [naam 2] en [naam 3] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van appellante. De staatssecretaris is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Grondslag van het geschil

1.1
Bij besluit van 27 maart 2015 (het primaire besluit) heeft de staatssecretaris appellante een boete wegens het verkeerd gebruik van de gewasbeschermingsmiddelen Dual Gold 960 EC (Dual Gold) en Sumicidin Super (Sumicidin) bij de teelt van pioenrozen. De staatssecretaris heeft het boetebedrag van € 1.500,- verdeeld over de loonwerker die de middelen op het perceel heeft aangebracht (25%) en appellante (75%) en heeft appellante aldus een boete opgelegd van € 1.125,-.
1.2
Bij zijn besluit van 24 augustus 2015 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris appellante het gebruik van Dual Gold niet langer aangerekend en desondanks, vanwege het verkeerd gebruik van Sumicidin, de boete ongewijzigd gehandhaafd.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd wegens een motiveringsgebrek en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Zij heeft daarbij overwogen:
“In het verweerschrift is uiteindelijk wél de motivering gegeven voor het niet halveren van de boete na het wegvallen van de overtreding met het middel Dual Gold (en het niet opleggen van tweemaal het maximale bedrag bij het primaire besluit). Verweerder heeft daarbij gewezen op de aard van de overtreding, de wezenlijke samenhang van beide overtredingen in aard en het gelijktijdig constateren er van. Dat is een duidelijke en deugdelijke motivering voor het aanvankelijk niet toepassen van de maxima per overtreding en het niet halveren van de boete na bezwaar. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee het (…) gebrek aan het bestreden besluit hersteld.”

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

3.1
Appellante voert aan dat haar bezwaar haar in een slechtere positie heeft gebracht, omdat de boete in het primaire besluit (impliciet) op € 562,50 (per middel) was gesteld. Het was terecht dat niet het maximale boetebedrag in rekening werd gebracht, nu er een geringe hoeveelheid van 0,1 liter van het middel is gebruikt voor 0,3 ha pioenrozen, waarbij komt dat het middel wel is toegestaan bij de tulpenteelt. Het is in strijd met een eerlijk proces om voor een verboden middel gaandeweg alsnog een maximaal boetebedrag in rekening te brengen.
3.2.1
De staatssecretaris betoogt dat hij een juiste toepassing heeft gegeven aan de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Regeling). Op grond van deel B, rij 5, van bijlage XIII bij de Regeling bedraagt de boete voor het verkeerd gebruik van een gewasbeschermingsmiddel door een professionele gebruiker € 1.500,-. Het verkeerde gebruik van één middel is voldoende voor het opleggen van deze boete. In het primaire besluit is het verkeerd gebruik van twee middelen als één overtreding gekwalificeerd en is volstaan met een boete van € 1.125,-. Als één middel wegvalt, betekent dit niet dat de boete moet worden gehalveerd. Het College begrijpt het standpunt van de staatssecretaris aldus dat hij (mede) in verband met de evenredigheid éénmaal het daaraan in de Regeling (per overtreding) gekoppelde boetebedrag heeft opgelegd.
3.2.2
De staatssecretaris heeft in dit verband gewezen op de aard van de overtreding, de wezenlijke samenhang van beide overtredingen in aard en het gelijktijdig constateren ervan en sluit daarmee aan bij de leerstukken over samenloop en voortgezette handeling (en het overzichtsarrest van de Hoge Raad van 20 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1114), die ertoe strekken om onevenredige aansprakelijkheid bij gelijktijdige berechting (in het bestuursrecht: besluitvorming) te voorkomen. Volgens de Regeling bedraagt het boetebedrag voor het één keer verkeerd gebruiken van een gewasbeschermingsmiddel € 1.500,- en de hoogte daarvan past bij de uitspraak van het College van 22 maart 2013 (ECLI:NL:CBB:2013:CA1474).
4. De rechtbank Rotterdam is op grond van artikel 7 van Bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevoegd. Het College gaat ervan uit dat de vermelding in het proces-verbaal dat de zitting is gehouden door de rechtbank Den Haag op een verschrijving berust.
5.1
Het hoger beroep richt zich niet tegen de door de rechtbank gegeven beslissingen over de proceskosten en de vergoeding van het griffierecht. Appellante erkent dat zij Sumicidin op pioenrozen heeft laten aanbrengen en daarmee het in artikel 20, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, opgenomen verbod heeft geschonden. Het hoger beroep keert zich daarmee alleen tegen de hoogte van de boete.
5.2
Ook staat in hoger beroep niet ter discussie dat dit (nog) het enige door de staatssecretaris aan appellante gemaakte verwijt betreft. Het primaire besluit steunde (nog) op twee verwijten, namelijk het verkeerd gebruik van Sumicidin Super en Dual Gold.
5.3
Anders dan appellante stelt, heeft haar bezwaar haar niet in een slechtere positie gebracht dan zij voordien verkeerde. De hoogte van de opgelegde boete is immers niet veranderd.
5.4
De boete moet zijn afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan appellante kan worden verweten, rekening houdend met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Daarbij moet tussen de straf en de gedraging een juiste verhouding bestaan: de boete moet evenredig zijn. De leidende gedachte in dit verband is dat, gezien de concrete omstandigheden van het geval, slechts één evenredige boete bestaat.
5.5
De vraag of de door de staatssecretaris opgelegde boete evenredig is, beantwoordt het College ontkennend. Anders dan waarvan verweerder is uitgegaan, vormt het verkeerd aanwenden van de middelen niet één overtreding maar twee afzonderlijke overtredingen, nu dit op ver uiteen gelegen tijdstippen (14 januari 2014 en 31 mei 2014) plaatsvond. Van die twee aanvankelijk in het primaire besluit beboete overtredingen resteert er thans nog één. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij de boete ook zou hebben gematigd als de onderscheiden gedragingen twee (in plaats van de door hem aangenomen één) overtredingen vormen (vormt). Verder is appellante een tulpenkweker, die op een ondergeschikt deel van haar 10 ha omvattende landbouwareaal (op 0,3 ha) pioenrozen kweekt. Sumicidin mag wel ten aanzien van tulpen worden toegepast en tegelijk met het besproeien van de tulpen heeft de loonwerker het veldje pioenrozen meegenomen zonder dat de loonwerker of appellante zich hebben gerealiseerd dat dit verboden was. Dat pleit appellante weliswaar niet vrij, maar geldt wel als een verzachtende omstandigheid. Appellante heeft volle medewerking gegeven aan het door de staatssecretaris ingestelde onderzoek, heeft de overtreding (toen hij met de feiten werd geconfronteerd en zich zijn fout realiseerde) direct ruiterlijk erkend, daarvoor de volle verantwoordelijkheid genomen en terstond maatregelen aangekondigd om herhaling te voorkomen. Dit alles brengt mee dat een boete van € 500,- in dit geval passend en geboden is.
6. Het hoger beroep slaagt en de aangevallen uitspraak ligt, voor zover aangevochten, voor vernietiging gereed. Het College zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen voor zover verweerder daarbij de boete van € 1.125,- heeft gehandhaafd. Het College zal de boete verlagen tot € 500,- en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit. De toepassing van artikel 7:15 van de Awb in het bestreden besluit blijft daarmee onaangetast.
7. Het College zal de staatssecretaris veroordelen in de door appellante in hoger beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt het College op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting bij het College, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

Het College:
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- bevestigt voornoemde uitspraak voor het overige;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit voor zover verweerder daarbij de boete van € 1.125,- heeft gehandhaafd;
- verlaagt de aan appellante opgelegde boete tot € 500,-;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • draagt de staatssecretaris op het betaalde griffierecht van € 503,- aan appellante te vergoeden;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, mr. A. Venekamp en mr. H.L. van der Beek, in aanwezigheid van mr. I.C. Hof, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2017.
w.g. R.C. Stam w.g. I.C. Hof