3.1Op 7 april 2016 heeft ACM het ontwerp van het bestreden besluit (ontwerpbesluit) gepubliceerd. Appellanten en derden-belanghebbenden hebben hiertegen zienswijzen ingebracht. Na notificatie van het ontwerpbesluit bij de Europese Commissie (Commissie) heeft ACM het bestreden besluit genomen. Het bestreden besluit houdt, samengevat weergegeven, het volgende in.
Aanleiding voor de marktanalyse
3.2.1In dit besluit analyseert ACM de relevante wholesalemarkt voor (fysieke) toegang tot een vaste netwerkinfrastructuur voor zover het de ontbundelde toegang tot glasvezelnetwerken betreft die zijn aangelegd naar locaties van zakelijke eindgebruikers. Deze zakelijke netwerken worden ook wel aangeduid als Fiber to the Office, ofwel FttO. De ontbundelde toegang tot deze netwerken wordt aangeduid als ODF-access (FttO). ACM heeft de markt voor ODF-access (FttO) eerder onderzocht. In eerdere besluiten heeft ACM telkens vastgesteld dat de markt voor ODF-access (FttO), al dan niet onderdeel van een bredere markt voor ontbundelde toegang, niet-concurrerend was en op grond daarvan verplichtingen opgelegd aan KPN, de marktpartij die beschikte over aanmerkelijke marktmacht (AMM). Deze besluiten zijn evenwel door het College vernietigd. De markt voor ODF-access (FttO) is daarmee thans ongereguleerd.
3.2.2De in de Aanbeveling relevante markten opgenomen elektronische communicatiemarkten kennen een onderlinge samenhang. ODF-access (FttO) is een bouwsteen voor de retailmarkten voor internettoegang, vaste telefonie en zakelijke netwerkdiensten en voor de tussenliggende wholesalemarkten voor breedbandtoegang en huurlijnen en vaste telefonie. Door toegang kan op de onderliggende retail- en wholesalemarkten meer concurrentie ontstaan. ODF-access (FttO) is toegang op het hoogst mogelijke niveau in het netwerk. Afnemers van ontbundelde toegang moeten een groot deel van het netwerk kunnen repliceren van marktpartijen die ODF-access (FttO) kunnen aanbieden, waardoor op een belangrijk deel van het netwerk infrastructuurconcurrentie ontstaat. ODF-access (FttO), ODF-access (FttH, Fiber to the Home), en MDF-/SDF-access zijn alle vormen van ontbundelde toegang. ODF-access (FttO) wordt uitsluitend gebruikt voor zakelijke toepassingen; MDF-/SDF-access wordt gebruikt voor de levering van zakelijke én consumentendiensten; en ODF-access (FttH) wordt voornamelijk gebruikt voor de levering van consumentendiensten.
3.2.3In het besluit Marktanalyse ontbundelde toegang van 17 december 2015 (marktanalysebesluit ULL2015) heeft ACM een deel van het onderzoek naar de markt voor ontbundelde toegang al uitgevoerd. ACM heeft in dit besluit onder meer geconcludeerd dat de relevante productmarkt voor ontbundelde toegang, uitgaande van het koperen aansluitnetwerk van KPN, bestaat uit de markt voor (virtuele) ontbundelde toegang tot het koperaansluitnetwerk (SDF-access en MDF-access) en het glasvezelnetwerk (ODF-access (FttH)). Deze toegangsvormen vormen dus volwaardige alternatieven van elkaar. In het besluit is ook onderzocht of ODF-access (FttO) tot de markt voor ontbundelde toegang behoort. Omdat glastoegangsvormen ODF-access (FttO) en ODF-access (FttH) wezenlijk verschillen, concludeert ACM dat ODF-access (FttO) niet tot de relevante productmarkt voor ontbundelde toegang behoort. Dit is voor ACM aanleiding om in de onderhavige analyse te onderzoeken of ODF-access (FttO) een aparte markt vormt. ACM past bij de afbakening en het onderzoek van de relevante markten in dit besluit de zogenaamde ‘modified greenfield’ benadering toe. Dit betekent dat ACM in dit besluit regulering op basis van marktanalyses wegdenkt. De analyse in dit besluit ziet dus op een situatie zonder regulering. De analyse betreft een prospectieve beoordeling van de concurrentiesituatie op de markt voor ODF-access (FttO) in de periode 2016-2018. De analyse voor het marktanalysebesluit ULL2015 heeft deels gelijktijdig plaatsgevonden met de analyse van de markt voor ODF-access (FttO).
Omdat de concurrentiesituatie op de relevante retailmarkten daartoe aanleiding geeft, heeft ACM de relevante wholesalemarkt afgebakend die zich op het hoogste niveau in het vaste netwerk bevindt. Dit betreft de markt voor ODF-access (FttO). Vervolgens heeft ACM voor de markt voor ODF-access (FttO) een dominantieanalyse uitgevoerd. Met de dominantieanalyse onderzoekt ACM of de markt al dan niet concurrerend is en of er op deze markt ondernemingen actief zijn met AMM.
3.2.4De retailmarkten die relevant zijn voor de markt voor ODF-access (FttO) zijn de retailmarkt voor zakelijke netwerkdiensten, de retailmarkt voor internettoegang en de retailmarkt voor vaste telefonie. In het kader van het marktanalysebesluit ULL2015 is de concurrentiepositie op deze retailmarkten reeds onderzocht in afwezigheid van regulering. Voor al deze retailmarkten is er een risico dat een of meerdere ondernemingen beschikken over AMM. De onderzoeken en conclusies zijn ook voor onderhavige markt van belang en zijn als bijlage bij het marktanalysebesluit ULL2015 opgenomen. Ze maken integraal onderdeel uit van dit besluit.
3.3.1In het marktanalysebesluit voor de markt voor ODF-access (FttO) van 28 december 2012 (marktanalysebesluit FttO2012) was de markt voor ODF-access (FttO) afgebakend als een afzonderlijke relevante markt die nationaal van omvang is. Deze afbakening van de markt is in beroep in stand gebleven, ondanks de vernietiging van het marktanalysebesluit FttO2012 op gronden gericht tegen de dominantieanalyse. Gelet hierop onderzoekt ACM bij de marktafbakening ook in hoeverre de situatie op dit moment afwijkt van de situatie die bestond ten tijde van het marktanalysebesluit FttO2012.
3.3.2ACM maakt een onderscheid tussen glasvezelnetwerken waarmee hoofdzakelijk residentiële eindgebruikers (FttH) worden aangesloten en glasvezelnetwerken waarmee uitsluitend zakelijke eindgebruikers worden aangesloten (FttO). In beide gevallen is het mogelijk om via de ODF toegang te krijgen tot het aansluitnetwerk. Toegang tot beide soorten netwerken valt onder markt 3a van de Aanbeveling relevante markten. In het marktanalysebesluit ULL2015 heeft ACM markt 3a van de Aanbeveling relevante markten 2014 vanuit het startpunt van ontbundelde kopertoegang en ODF-access (FttH) onderzocht. ACM heeft in dat besluit geconcludeerd dat ontbundelde kopertoegang en ODF-access (FttH) onderdeel uitmaken van dezelfde relevante productmarkt. Tevens heeft ACM daarbij geconcludeerd dat ODF-access (FttO) geen substituut is voor ontbundelde kopertoegang en ODF-access (FttH), en niet tot dezelfde productmarkt behoort. Dit is voor ACM aanleiding om in onderhavige analyse te onderzoeken of de markt voor ODF-access (FttO) een aparte markt vormt.
3.3.3Het startpunt voor de afbakening van de relevante markt wordt in dit besluit gevormd door de aanname dat de relevante productmarkt ten minste bestaat uit ODF-access (FttO). ODF-access (FttO) is de wholesaledienst waarmee een toegangvragende aanbieder via de ODF toegang krijgt tot een ontbundelde aansluitlijn uit een bestaand glasvezelnet. Daarmee kan toegang worden verkregen tot een bepaalde locatie van een zakelijke eindgebruiker om aan die eindgebruiker retaildiensten te kunnen leveren, zoals zakelijke netwerkdiensten, internettoegangsdiensten of vaste telefonie. Voor het bieden van zakelijke netwerkdiensten is het belang van ODF-access (FttO) het grootst. Het gaat hier namelijk om dataverkeer tussen verschillende bedrijvenlocaties. Hiervoor is de hoge uploadsnelheid die glasvezel kan bieden van groter belang dan voor internettoegang en vaste telefonie.
3.3.4In de substitutie- en dominantieanalyse richt ACM zich op eindgebruikers met vijf of meer geautomatiseerde werkplekken. Uit gesprekken met marktpartijen is gebleken dat kleinere eindgebruikers in de regel geen gebruik maken van op ODF-access (FttO) gebaseerde retaildiensten, omdat deze vaak te duur zijn en onnodig hoge specificaties hebben. Marktpartijen richten zich in hun zakelijk glasvezelaanbod dan ook alleen op bedrijven met minimaal vijf à tien geautomatiseerde werkplekken. ACM concludeert dat ontbundelde kopertoegang niet behoort tot dezelfde relevante productmarkt als ODF-access (FttO) en bespreekt vervolgens de vraag of ODF-access (FttH) tot dezelfde productmarkt behoort als ODF-access (FttO). ODF-access (FttH) omvat ontbundelde toegang tot het glasvezelaansluitnet waarop hoofdzakelijk residentiële eindgebruikers (consumenten) zijn aangesloten. De belangrijkste aanbieder van ODF-access (FttH) is KPN (via haar dochter Reggefiber). ODF-access (FttH) wordt, in tegenstelling tot ODF-access (FttO), voornamelijk gebruikt voor het leveren van retaildiensten zoals internettoegang, televisie en vaste telefonie.
3.3.5Het belangrijkste verschil tussen ODF-access (FttO) en ODF-access (FttH) is dat FttH-netwerken worden uitgerold in gebieden met overwegend residentiële eindgebruikers en FttO-netwerken zich voornamelijk bevinden in gebieden met zakelijke afnemers. Deze zakelijke afnemers worden ontsloten op basis van individuele klantvraag of in enkele gevallen door middel van vraagbundeling op een bedrijventerrein. Het grootschalig ontsluiten van gebieden door middel van vraagbundeling of gebiedsverglazing, zoals bij ODF-access (FttH) gebruikelijk is, komt bij ODF-access (FttO) niet (meer) voor. Als gevolg van deze verschillende wijzen van uitrol en verschillende typen aangesloten eindgebruikers, komt het nauwelijks voor dat FttH- en FttO-netwerken geografisch overlappen. Daarnaast merkt ACM op dat de prijs van ODF-access (FttO) slechts een klein deel uitmaakt van de retailprijs van zakelijk glas. Daardoor zal een prijsstijging op het niveau van ontbundelde toegang van 10% slechts een prijsstijging op retailniveau van 1% tot gevolg hebben. Alleen zakelijke eindgebruikers die zeer prijsgevoelig zijn, zullen in dat geval overstappen naar FttH. Door de beperkte geografische overlap wordt de kans op overstap nog kleiner. Bij een geografische overlap van 10% zal iedere eindgebruiker in het gebied met overlap moeten overstappen op FttH om de prijsverhoging niet winstgevend te maken. Dit acht ACM zeer onwaarschijnlijk. Dit overwegende concludeert ACM dat ODF-access (FttO) en ODF-access (FttH) geen vraagsubstituten zijn.
3.3.6Een belangrijk verschil ten opzichte van de situatie zoals deze in 2012 bestond, is het gegeven dat Reggefiber volledig is overgenomen door KPN. Tussen Reggefiber en KPN bestond een afspraak dat Reggefiber zich richtte op residentiële gebruikers en daarom bij de uitrol van zijn netwerken zakelijke klanten in beginsel niet aansloot. Deze afspraak heeft ertoe geleid dat slechts een zeer klein gedeelte van alle FttH-aansluitingen de aansluiting van een zakelijke eindgebruiker betreft. Met de volledige overname van Reggefiber door KPN is het denkbaar dat zakelijke klanten op FttH worden aangesloten als zij binnen de geografische reikwijdte van een nog aan te leggen FttH-netwerk liggen. ACM schat echter in dat dit slechts een beperkte impact zal hebben op de mate waarin afnemers van retaildiensten over FttO kunnen overstappen op retaildiensten over FttH. ACM concludeert dat ODF-access (FttH) niet tot dezelfde relevante productmarkt behoort als ODF-access (FttO). ACM concludeert tevens dat toegang tot kabelnetwerken niet tot de relevante markt voor ODF-access (FttO) behoort, evenmin als toegang tot mobiele netwerken, WiFi-verbindingen, WLL-verbindingen en satellietverbindingen. De markt voor ontbundelde toegang tot zakelijke glasaansluitnetwerken (ODF-access (FttO)) is daarmee een afzonderlijke relevante productmarkt.
3.3.7ACM concludeert dat de geografische markt voor ODF-access (FttO) nationaal is. Hiermee is de geografische marktafbakening gelijk aan die in 2012. Ondanks de landelijke vraag- en aanbodstructuur ziet ACM wel dat er verschillen zijn tussen gebieden in Nederland, met name in het aantal aanbieders per gebied. ACM onderzoekt daarom of het aantal aanbieders dat in een gebied aanwezig is mogelijk leidt tot significante verschillen in de concurrentieomstandigheden tussen gebieden en of er een significant verschil in concurrentieomstandigheden is tussen stedelijke en niet-stedelijke gebieden. Dergelijke verschillen zouden aanleiding kunnen zijn om aparte geografische markten af te bakenen. De marktpartijen die in de markt voor ODF-access (FttO) actief zijn, hebben een verschillende netwerkdekking. KPN beschikt met zijn FttO-netwerk over de grootste netwerkdekking en bereikt op minder dan 150 meter van zijn netwerk 80-85% van de bedrijfslocaties. KPN wordt gevolgd door Ziggo met een netwerkdekking (op basis van glasvezel) van 60-65% en Eurofiber met een netwerkdekking van 40-45% van de bedrijfslocaties op minder dan 150 meter van het eigen netwerk. De overige aanbieders van ODF-access (FttO) hebben individueel een beperktere geografische dekking. Hoewel de netwerken van partijen verschillen in grootte is er wel sprake van overlap van deze netwerken. Als bijvoorbeeld wordt gekeken naar de gecombineerde netwerkdekking van de genoemde alternatieve netwerkaanbieders, dan blijkt dat de gecombineerde dekking de netwerkdekking van KPN benadert. Het ligt daarom voor de hand dat in het overgrote deel van Nederland er minimaal twee netwerken dicht bij elkaar liggen. Ondanks dat er in sommige gebieden slechts één aanbieder aanwezig is, heeft ACM geen indicatie dat de prijzen die aanbieders in deze gebieden rekenen, afwijken van die op andere locaties in het land waar meerdere aanbieders actief zijn. Dit kan het gevolg zijn van de concurrentiedruk vanuit omliggende gebieden waar meer of andere aanbieders aanwezig zijn. De naastgelegen gebieden kunnen prijsdruk op elkaar uitoefenen, als aanbieders in aangrenzende gebieden (bijvoorbeeld op een afstand van 250 meter) op het moment dat de aanbieder die als enige aanwezig is in een (postcode)gebied te hoge tarieven zou rekenen, hun glasvezelnetwerk hier naartoe uit kunnen rollen. Deze concurrentiedruk leidt ertoe dat er (min of meer) sprake is van een (landelijke) keten van gebieden die elkaar disciplineren. Het verschil in het aantal aanbieders van ODF-access (FttO) tussen gebieden kan van invloed zijn op de mate van concurrentie in die gebieden. ACM heeft daarom onderzocht of het verschil in aantal aanbieders van ODF-access (FttO) per gebied leidt tot het bestaan van zodanig afwijkende concurrentievoorwaarden, dat sprake is van afzonderlijke geografische markten. Een indicator voor dergelijke afwijkende concurrentievoorwaarden is bijvoorbeeld een sterk verschil in marktaandeel. Net als in 2012 heeft ACM onderzocht of er een verband bestaat tussen het aantal glasvezelaanbieders dat in een gebied aanwezig is en het marktaandeel van KPN in dat gebied. ACM heeft daartoe het aantal glasvezelnetwerken in viercijferige postcodegebieden en het marktaandeel van KPN (op basis van actieve glasvezelaansluitingen) in die postcodegebieden tegen elkaar afgezet. Op basis hiervan constateert ACM dat er geen significant verband bestaat tussen het aantal aanbieders en het marktaandeel van KPN. Hoewel het gemiddelde marktaandeel van KPN daalt naarmate het aantal glasvezelnetwerken in een postcodegebied toeneemt, is de spreiding van de marktaandelen over de postcodegebieden zodanig groot dat er ook nu geen significante correlatie bestaat tussen het aantal aanbieders en het marktaandeel van KPN. Dit duidt naar het oordeel van ACM niet op het bestaan van dusdanig afwijkende concurrentievoorwaarden tussen gebieden met een verschillend aantal aanbieders dat er sprake zou zijn van aparte geografische markten. ACM concludeert op basis van het bovenstaande dat er vanuit het perspectief van netwerkdekking, het aantal aanbieders per gebied en het gehanteerde prijsniveau, geen geografische gebieden te onderscheiden zijn waar de concurrentiesituatie significant afwijkt.
3.3.8ACM heeft ook onderzocht of er een duurzaam onderscheid bestaat tussen de concurrentievoorwaarden in stedelijke gebieden en op bedrijventerreinen. ACM heeft daarvoor gekeken naar de wijze van aanleg van de aansluitingen, het bestaan van verschillen tussen de gebieden, de aanwezigheid van netwerkaanbieders in deze gebieden en tariefverschillen. ACM ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat er sprake is van een significant verschil in concurrentieomstandigheden in stedelijke gebieden en bedrijventerreinen. ACM is daarom van mening dat er geen sprake is van aparte geografische markten op basis van een onderverdeling in stedelijke gebieden en bedrijventerreinen.
ACM heeft ook onderzocht of de door KPN gehanteerde tariefgebieden nog aanleiding geven om bepaalde gebieden te onderscheiden als een afzonderlijke geografische markt. KPN hanteert een gebiedsindeling waarin onderscheid wordt gemaakt tussen O-, A-, B- en C- gebieden, waarbij O-gebieden bedrijventerreinen zijn en de A-, B- en C-gebieden zogenaamde ‘stedelijke’ aansluitingen betreffen met een verschillende locatiedichtheid. Deze gebieden kennen ook verschillende tarieven. ACM is van mening dat de door KPN gehanteerde indeling in gebieden een objectieve weerspiegeling geeft van de kosten in deze verschillende gebieden en dat het verschil in tarieven geen indicatie is dat in deze gebieden de concurrentiesituatie significant afwijkt. ACM ziet daarom geen reden om aan te nemen dat deze gebieden een afzonderlijke geografische markt vormen.
3.4.1Als de afgebakende relevante markt niet daadwerkelijk concurrerend is, moet ACM op grond van artikel 6a.2 van de Tw vaststellen welke ondernemingen op deze markt beschikken over AMM. Een onderneming heeft AMM als hij zich in belangrijke mate onafhankelijk van zijn concurrenten, klanten en eindgebruikers kan gedragen. Het bestaan van een AMM-positie kan worden aangetoond aan de hand van een aantal criteria die zijn beschreven in paragraaf 3.1 van de Richtsnoeren van de Commissie voor de marktanalyse en de beoordeling van AMM in het bestek van het gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten (Richtsnoeren marktanalyse). De hoogte van het marktaandeel vormt een belangrijke indicatie van marktmacht. Andere criteria die in de Richtsnoeren marktanalyse worden genoemd, zijn de totale omvang van de onderneming, product-/dienstendiversificatie, schaalvoordelen, breedtevoordelen, verticale integratie, het ontbreken van kopersmacht, en de controle over niet gemakkelijk te repliceren infrastructuur. Daarnaast is de vaststelling of er sprake is van AMM ook afhankelijk van de vraag of potentiële concurrenten eenvoudig de markt kunnen betreden.
3.4.2ACM stelt de marktaandelen van partijen op de markt voor ODF-access (FttO) vast op basis van het aantal geactiveerde aansluitlijnen, waarbij een redundant uitgevoerde aansluitlijn telt als twee aansluitlijnen. ACM gaat bij de vaststelling van de marktaandelen niet uit van het aantal aangesloten locaties omdat op sommige adreslocaties meerdere aansluitlijnen geleverd worden. In de eerste plaats komt dit doordat op sommige adreslocaties, zoals bedrijfskantoren, meerdere klanten gevestigd zijn die hun eigen aansluitlijn(en) afnemen. In de tweede plaats nemen klanten soms meerdere aansluitlijnen af, bijvoorbeeld als ze kiezen voor een redundante oplossing. De markt van ODF-access (FttO) omvatte in Q4 2015 ongeveer 75.500 aansluitlijnen. Het aantal aansluitlijnen op de markt voor ODF-access (FttO) is in de periode van Q1 2012 tot en met Q4 2015 met gemiddeld 1.000 tot 2.000 aansluitlijnen per kwartaal gegroeid. De groei is wel afgevlakt. ACM heeft geen indicatie dat deze trend in de komende drie jaar zal veranderen. KPN heeft op de relevante markt voor ODF-access (FttO) in Q4 2015 een marktaandeel van 40-45%. Het marktaandeel van KPN is de afgelopen drie jaar stabiel gebleven. Eurofiber, de één na grootste speler op de markt voor ODF-access (FttO), heeft een marktaandeel van 20-25% en is licht gegroeid. Het marktaandeel van de derde speler op de markt (Ziggo) is de afgelopen drie jaar licht gedaald, terwijl de overige marktpartijen hun marktaandeel ongeveer hebben weten te behouden. ACM schat het marktaandeel van de regionale marktpartijen in op 10%. De in de voorgaande marktanalyse verwachte stijging van het marktaandeel van KPN heeft zich niet voorgedaan. Het belangrijkste verschil met 2012 is dat het marktaandeel van Eurofiber is gegroeid, terwijl dat van de overige marktpartijen (exclusief KPN) licht is gedaald. ACM constateert relatief grote verschillen in het aandeel van partijen in de absolute groei van het aantal zakelijke glasaansluitingen. Eurofiber weet een steeds hoger aandeel van de totale groei van ODF-access (FttO) te bereiken. Dit laatste gaat ten koste van het aandeel van de andere marktpartijen en gaat in 2015 ook ten koste van het aandeel van KPN. ACM verwacht dat deze trend in de komende jaren doorzet. Prospectief verwacht ACM dat het marktaandeel van KPN begin 2018 zal liggen tussen de 40 en 45%. De verwachting van ACM is dat het marktaandeel van Eurofiber in de komende periode zal groeien.
3.4.3In de Richtsnoeren marktanalyse geeft de Commissie aan dat bij een marktaandeel van tussen 40 en 50% een risico bestaat dat de betrokken onderneming een machtspositie bezit. ACM verricht een nader onderzoek naar een aantal factoren om te beoordelen of er sprake is van AMM van KPN. Deze factoren zijn controle over niet gemakkelijk te repliceren infrastructuur, verticale integratie, product- en dienstendiversificatie, schaal- en breedtevoordelen, aard van de concurrentie en concurrentiedruk van buiten de markt.
In het vorige marktanalysebesluit ODF-access (FttO) concludeerde ACM dat KPN vanwege zijn hoge netwerkdekking beschikte over voordelen uit een moeilijk te repliceren infrastructuur, die bijdragen aan een AMM-positie. Het College heeft in zijn uitspraak van 18 december 2013 (ECLI:NL:CBB:2013:273; FttO2012-uitspraak) geoordeeld dat op grond van de door ACM verzamelde gegevens niet kon worden vastgesteld dat KPN beschikte over AMM. Dat alternatieve aanbieders de netwerkdekking van KPN hadden gerepliceerd en dat Eurofiber harder groeide dan KPN speelde een belangrijke rol bij dit oordeel. ACM beoordeelt, mede in het licht van deze uitspraak, in hoeverre KPN thans beschikt over voordelen uit een moeilijk te repliceren infrastructuur. Hoewel KPN nog steeds veruit de hoogste netwerkdekking heeft, is de netwerkdekking van Eurofiber het sterkste toegenomen sinds 2012. Waar Eurofiber in 2012 nog ongeveer de helft van de netwerkdekking van KPN had op 250 meter, is dat nu ongeveer twee derde. De netwerkdekking van KPN is slechts licht gestegen sinds 2012. De netwerkdekking van de overige partijen is eveneens licht of niet gestegen. Deze ontwikkeling is naar het oordeel van ACM het gevolg van het investeringsbeleid van de verschillende marktpartijen. Uit door marktpartijen overgelegde dekkingsgegevens blijkt verder dat voor 85-90% van de eindgebruikers waar KPN op maximaal 150 meter afstand aanwezig is, naast KPN nog ten minste één andere aanbieder van ODF-access (FttO) op maximaal 150 meter afstand aanwezig is. Als specifiek wordt gekeken naar de dekking op bedrijventerreinen, blijkt dat 10-15% van het totale aantal bedrijventerreinen enkel door glasvezel van KPN wordt doorsneden en dat KPN op of nabij 65-70% van de bedrijventerreinen aanwezig is. Daarnaast wordt 70-75% van de bedrijventerreinen (mede) doorsneden door een alternatieve aanbieder van glasvezel. Op basis van deze feiten concludeert ACM dat KPN van alle aanbieders het hoogste dekkingspercentage heeft. Dit percentage is ten opzichte van de vorige marktanalyse licht gestegen. Daarnaast stelt ACM vast dat, hoewel er bedrijvenlocaties zijn waar alleen KPN in de buurt ligt (10-15% van het totale aantal bedrijvenlocaties), er ook locaties zijn waar een andere aanbieder als enige in de buurt ligt (5-10% van de bedrijvenlocaties). Gegeven de voorgaande feiten stelt ACM vast dat KPN bij het bedienen van zakelijke eindgebruikers (single-site) zeer beperkt voordeel heeft uit haar netwerkdekking. 3.4.4ACM onderzoekt vervolgens of KPN specifieke voordelen bezit bij het bedienen van zakelijke eindgebruikers met meerdere vestigingen (multi-siteklanten). Van de zakelijke eindgebruikerslocaties met vijf of meer geautomatiseerde werkplekken is 45-50% onderdeel van een multi-sitebedrijf. Bij het bedienen van multi-siteklanten zal een aanbieder die niet over een landelijk dekkend netwerk beschikt, aansluitingen bij andere aanbieders moeten inkopen. Daarom is hier met name de gecombineerde netwerkdekking van aanbieders relevant. De gecombineerde netwerkdekking van alternatieve aanbieders van zakelijk glasvezel is nagenoeg gelijk aan de netwerkdekking van KPN. Samen hebben alternatieve aanbieders op 250 meter een netwerkdekking van 86%. Dit is exclusief de netwerkdekking van de lokale aanbieders. ACM onderkent dat het inkopen bij alternatieve leveranciers tijdrovend en kostbaar kan zijn, wanneer deze partijen geen processen hebben ingericht om deze inkoop geautomatiseerd te laten verlopen. Hier heeft KPN een voordeel ten opzichte van andere aanbieders. Om hiermee rekening te houden heeft ACM in een alternatieve analyse er daarom voor gekozen BT, Colt en Verizon buiten beschouwing te laten. ACM betrekt Tele2 wel bij de analyse, omdat Tele2 naar het oordeel van ACM juist een belangrijke rol speelt in de levering van wholesale glasaansluitingen. Daarnaast betrekt ACM TReNT in de analyse. TReNT is een regionale aanbieder van zakelijk glasvezel die ook nieuwe bedrijvenlocaties ontsluit. In aanvulling op de bovenstaande analyse van de netwerkdekking op basis van alle bedrijven met 5 of meer geautomatiseerde werkplekken heeft ACM een analyse op basis van multi-sitebedrijven uitgevoerd. Hiervoor heeft ACM in een selectie gemaakt van bedrijven met meer dan één vestiging. Dit resulteert in 69.881 multi-site vestigingen. Van deze vestigingen ligt 85-90% binnen 150 meter van het zakelijke glasnetwerk van KPN, en 90-95% binnen 250 meter. Bij de alternatieve netwerkaanbieders gezamenlijk (Eurofiber, Tele2, Ziggo, en TReNT) is dit respectievelijk 80% en 88%. Mogelijk vormen deze percentages een overschatting van de netwerkdekking die in de praktijk wordt ervaren. Het is denkbaar dat een contract niet wordt gewonnen, wanneer niet alle vestigingen van een bedrijf binnen hetzelfde contract kunnen worden aangesloten. Daarom heeft ACM in een aanvullende analyse een concernbenadering gehanteerd: hierbij gaat ACM ervan uit dat een multi-sitecontract alleen kan worden aangeboden als alle vestigingen van een multi-sitebedrijf bereikbaar zijn via ofwel het netwerk van KPN, ofwel het gezamenlijke netwerk van alternatieve aanbieders. Op basis van deze concernbenadering is de netwerkdekking van KPN 50-55% bij een graafafstand van maximaal 150 meter, en 65-70% binnen 250 meter. De alternatieve partijen gecombineerd (Eurofiber, Tele2, Ziggo, TReNT) hebben een gezamenlijke dekking van 47% op 150 meter en 58% op 250 meter. Uit deze percentages blijkt een beperkt voordeel van KPN uit netwerkdekking bij het bedienen van multi-siteklanten. ACM concludeert dat de voordelen voor KPN uit een niet gemakkelijk te repliceren infrastructuur nu in mindere mate bijdragen aan een eventuele AMM-positie dan in 2012.
3.4.5De aanbieders op de markt voor ODF-access (FttO) zijn vrijwel allemaal in meer of mindere mate verticaal geïntegreerd. Partijen als KPN, Eurofiber, Ziggo, Tele2 en BT zijn alle actief op onderliggende wholesale- en retailmarkten, al verschilt de mate waarin deze partijen actief zijn op deze markten. Eurofiber is bijvoorbeeld minder sterk aanwezig op de retailmarkten dan KPN en partijen als TReNT en Relined bieden slechts dark fiber. Vanwege de grotere netwerkdekking profiteert KPN in een veel groter deel van Nederland van deze verticale integratie. Andere aanbieders moeten buiten hun netwerkdekking immers diensten inkopen, waardoor zij in die gebieden niet meer op alle niveaus van de productiekolom aanwezig zijn. Overigens hangt het voordeel uit verticale integratie sterk samen met het eerder besproken voordeel uit netwerkdekking. Een partij met een grotere netwerkdekking kan in een groter deel van het land profiteren van voordelen uit verticale integratie, omdat het in een minder groot deel van het land wholesalediensten hoeft in te kopen. Om die reden is ACM van mening dat verticale integratie daarom op zichzelf geen additioneel voordeel oplevert voor KPN. Bovendien is dit effect in vergelijking met de analyse uit 2012 iets afgenomen, omdat de netwerkdekking van partijen is gegroeid ten opzichte van de situatie in 2012. ACM concludeert dat verticale integratie niet verder bijdraagt aan mogelijke dominantie van KPN.
3.4.6Product- en dienstendiversificatie beschrijft de situatie waarin een aanbieder ook andere producten aanbiedt waardoor een potentiële afnemer meer geneigd is om voor deze aanbieder te kiezen. Het komt geregeld voor dat een afnemer een combinatie van diensten afneemt, zoals een VPN, internettoegang en vaste en/of mobiele spraakdiensten, eventueel zelfs op meerdere locaties. Een aanbieder die op deze andere retailmarkten aanwezig is, kan voor een afnemer zodoende aantrekkelijker zijn en op die manier (indirect) zijn positie op de markt voor ODF-access (FttO) verbeteren. KPN biedt een breed palet van diensten aan in alle bovengenoemde retailmarkten en is eveneens actief als leverancier van wholesalediensten. KPN biedt zijn diensten op basis van (zakelijk) glasvezel, koper en mobiel, en bereikt met zijn netwerken alle afnemers in Nederland. KPN’s naaste concurrenten bieden een minder breed palet aan diensten of zijn om andere redenen minder goed in staat om aan de gecombineerde behoeften van de eindgebruiker te voldoen. KPN’s meest nabije concurrent, Eurofiber is bijvoorbeeld alleen actief op glasvezel en biedt zelf geen mobiele telefoniediensten aan. Ziggo biedt weliswaar dezelfde type diensten als KPN, maar is in aanvulling op zijn glasvezelaanbod actief via het coax-netwerk, dat veel minder locaties van zakelijke afnemers aangesloten heeft, en biedt (ten tijde van het bestreden besluit)(nog) geen mobiele diensten via een eigen netwerk. Tele2 biedt ongeveer dezelfde diensten als KPN, maar is voor zijn mobiele diensten deels afhankelijk van de inkoop bij derden. In tegenstelling tot Ziggo beschikt Tele2 wel over een eigen 4G-netwerk, dat Tele2 heeft opgebouwd sinds het eind 2012 frequentievergunningen bemachtigde. Sinds 2012 hebben concurrenten van KPN hun productaanbod uitgebreid. Ziggo biedt inmiddels ook mobiele diensten, waardoor Ziggo in een bredere behoefte van de eindgebruiker kan voorzien. Eurofiber heeft bijvoorbeeld door de overname van Unet zijn activiteiten op de retailmarkten voor internettoegang en zakelijke netwerkdiensten uitgebreid. Ook Eurofiber is hierdoor beter in staat om aan de uiteenlopende wensen van de eindgebruiker te voldoen. Verder heeft Tele2 als Mobile Network Operator een betere uitgangspositie voor het bieden van concurrerende diensten in de mobiele markt. In vergelijking met de situatie in 2012 is het voordeel dat KPN ontleent aan product- en dienstendiversificatie afgenomen.
3.4.7Van schaalvoordelen is sprake als door een hogere productie de gemiddelde kosten per eenheid product afnemen. Schaalvoordelen doen zich sterker voor in sectoren met hoge vaste kosten en lage variabele en/of marginale kosten, zoals de telecommunicatiemarkten. Breedtevoordelen doen zich voor wanneer de gemiddelde kosten voor één product lager zijn als gevolg van het feit dat het door dezelfde onderneming samen met een ander product wordt geproduceerd. In het geval van telecommunicatienetwerken doen breedtevoordelen zich vaak voor, omdat de capaciteit van het netwerk door meerdere producten kan worden gedeeld.
3.4.8Als gevolg van de grotere schaal van KPN’s FttO-netwerk kan KPN in sterkere mate dan andere partijen zijn kosten verdelen over meer actieve aansluitingen. Net als andere netwerken is er bij glasvezelnetwerken sprake van schaaleffecten als de bezettingsgraad toeneemt. In het geval van FttO-netwerken worden individuele locaties vrijwel uitsluitend ontsloten als er werkelijk een dienst wordt afgenomen. De bezettingsgraad is bij FttO-netwerken daarom een stuk hoger dan bij andere netwerken. Op basis van de bezettingsgraad van de netwerken van de verschillende aanbieders concludeert ACM dat deze niet bijdragen aan schaalvoordelen van KPN. Ten gevolge van de omvang van zijn FttO-netwerk concludeert ACM dat KPN wel over schaalvoordelen beschikt. De omvang van KPN’s netwerk is de afgelopen drie jaar toegenomen, hoewel dat ook geldt voor het netwerk van zijn concurrenten, waarvan het netwerk van Eurofiber procentueel het sterkst is gegroeid. Ten opzichte van de analyse in 2012 zijn deze schaalvoordelen volgens ACM daarom afgenomen, maar zijn ze in beperkte mate nog steeds aanwezig. Sinds 2012 zijn de breedtevoordelen die KPN ten opzichte van zijn concurrenten ervaart, licht afgenomen. Een aantal marktpartijen heeft hun dienstportfolio uitgebreid, bijvoorbeeld met vaste of mobiele telefoniediensten, waardoor zij hun kosten kunnen spreiden over meer verschillende producten in vergelijking met 2012. ACM concludeert daarom dat KPN nog steeds beschikt over beperkte breedtevoordelen, maar dat deze zijn afgenomen ten opzichte van de situatie in 2012.
Concurrentie is erbij gebaat dat afnemers eenvoudig kunnen overstappen tussen verschillende diensten en aanbieders. Overstapkosten en -drempels die afnemers of eindgebruikers belemmeren een andere aanbieder te kiezen, kunnen daarom in het voordeel van de partij met het grootste marktaandeel zijn. De karakteristieken van deze markt dragen bij aan een beperkte overstap en vormen daarmee vooral een voordeel voor KPN als grootste aanbieder in de markt. ACM concludeert hieruit dat het bestaan van overstapdrempels bijdraagt aan een eventuele AMM-positie van KPN. ACM heeft geen aanwijzingen dat de hierboven geschetste overstapdrempels zijn veranderd sinds 2012.
3.4.9De aanwezigheid van afnemers met een sterke onderhandelingspositie kan van invloed zijn op de mate waarin een onderneming zich onafhankelijk van haar afnemers kan gedragen. Kopersmacht beperkt de marktmacht van de aanbieder. In het geval van ODF-access (FttO) zijn op dit moment aanbieders niet afhankelijk van wholesaleafnemers, omdat vrijwel alle ODF-access (FttO) op dit moment interne leveringen betreft. ODF-access (FttO) wordt gebruikt als input voor de levering van HKWBT/HL (hoge kwaliteit wholesale breedband toegang/huurlijnen). Op de markt voor HKWBT/HL is er thans wel sprake van externe leveringen, maar is de beperkte beschikbaarheid van alternatieven de reden dat er geen of nauwelijks sprake is van kopersmacht. In de retailmarkt voor zakelijke netwerkdiensten is er slechts een beperkt aantal afnemers dat voldoende grootte heeft om enige kopersmacht uit te oefenen. Het gaat dan bijvoorbeeld om klanten met veel locaties, zoals banken of overheden. Buiten deze grote klanten hebben afnemers nauwelijks kopersmacht; zakelijke eindgebruikers zijn meestal niet georganiseerd in grotere partijen en voor op glasvezel gebaseerde diensten zijn niet altijd meerdere aanbieders op een locatie beschikbaar. ACM concludeert dat er op wholesaleniveau geen sprake is van voldoende kopersmacht die een tegenwicht kan bieden aan een mogelijke machtspositie van KPN. Op de retailmarkt voor zakelijke netwerkdiensten zijn er weliswaar grote klanten die inkoopmacht kunnen uitoefenen, maar de omvang van deze klanten is niet groot genoeg in de markt voor ODF-access (FttO) om KPN te disciplineren. Het ontbreken van voldoende kopersmacht draagt bij aan een mogelijke dominante positie van KPN. De mate van kopersmacht is niet veranderd ten opzichte van de situatie in 2012.
3.4.10Behalve concurrentiedruk die afkomstig is van partijen die reeds op de markt aanwezig zijn, kan er ook sprake zijn van concurrentiedruk van buiten de markt. Om die reden analyseert ACM of er sprake is van potentiële concurrentie. Drempels die het toetreders lastig maken of zelfs belemmeren om toe te treden tot de markt kunnen aanleiding geven om te veronderstellen dat de concurrentiedruk die uitgaat van deze potentiële concurrentie beperkt is. Gezien de hoge investeringen die gemoeid zijn met de uitrol van een netwerk en het gegeven dat er al verschillende partijen aanwezig zijn in de markt, acht ACM het niet aannemelijk dat potentiële toetreding significante concurrentiedruk uitoefent op KPN. ACM onderkent het bestaan van lokale initiatieven, maar is van mening dat deze geen effectieve concurrentiedruk uitoefenen in de markt voor ODF-access (FttO). Ten opzichte van 2012 heeft ACM geen relevante wijzigingen waargenomen die zouden leiden tot een andere weging van de concurrentiedruk die uitgaat van potentiële toetreding. ACM concludeert om deze redenen dat het ontbreken van concurrentiedruk van buiten de markt bijdraagt aan mogelijke dominantie van KPN.
3.4.11Al met al stelt ACM vast dat de situatie ten opzichte van die in het marktanalysebesluit FttO2012 niet wezenlijk is veranderd. Waar er veranderingen zijn waargenomen, wijzen deze er op dat de voordelen voor KPN zijn afgenomen. Daarmee is er weinig verschil ten opzichte van de situatie waarover door het College is geoordeeld dat de aldus verzamelde informatie en gegevens ontoereikend zijn voor de vaststelling van AMM van KPN. ACM komt daarmee tot de conclusie dat er op basis van de voorliggende onderzoeksresultaten geen AMM van KPN kan worden vastgesteld. ACM ziet daarom geen aanleiding en geen grondslag om met regulering in te grijpen op deze markt.
4.1.1Het College zal eerst de beroepsgronden bespreken die ertoe strekken dat ACM in het bestreden besluit een onjuist beoordelingskader heeft gehanteerd.
4.1.2Beroepsgrond 1 van T-Mobile houdt in dat ACM in het bestreden besluit ten onrechte het marktanalysebesluit FttO2012 als vertrekpunt voor haar analyse heeft genomen en zij ten behoeve van haar dominantieanalyse slechts de huidige situatie daarmee heeft vergeleken. ACM zou daarbij bovendien zijn uitgegaan van een verkeerde lezing van de FttO2012-uitspraak.
4.1.3T-Mobile wijst er op dat ACM in eerdere marktanalysebesluiten tot de conclusie was gekomen dat de markt voor ODF-access niet concurrerend was en KPN over AMM beschikte. In het marktanalysebesluit FttO2012 kwam ACM specifiek voor de markt voor ODF-access (FttO) tot deze conclusie. Dit besluit is door het College slechts vanwege een gebrekkige motivering vernietigd. In het bestreden besluit komt ACM, ondanks dat het marktaandeel van KPN en andere factoren die wijzen op een AMM-positie niet wezenlijk zijn gewijzigd, opeens tot het oordeel dat KPN niet over AMM beschikt. ACM neemt ook bij de marktafbakening de situatie van het marktanalysebesluit FttO2012 tot uitgangspunt om vervolgens na te gaan in hoeverre de huidige situatie hiervan afwijkt. De rationale achter het systeem van periodieke marktanalyses is dat iedere drie jaar integraal onderzoek naar de mate van concurrentie ten tijde van de marktanalyse wordt verricht en niet dat slechts een vergelijking van de huidige situatie met de vorige situatie wordt gemaakt. ACM handelt hiermee in strijd met artikel 6a.1 van de Tw en gelet op het uitgangspunt van de Awb dat besluiten ex nunc worden genomen ook met het zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 3:2 van de Awb.
4.1.4T-Mobile betoogt in dit verband dat het College in de FttO2012-uitspraak het marktanalysebesluit FttO2012 heeft vernietigd wegens een motiveringsgebrek. Het College heeft volgens T-Mobile niet geconcludeerd dat KPN geen AMM had, maar slechts dat ACM onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat KPN over AMM beschikte. ACM is in het bestreden besluit daarentegen wel uitgegaan van de premisse dat KPN geen AMM heeft, waarmee zij blijk geeft van een verkeerde lezing van de FttO2012-uitspraak. T-Mobile wijst er ook op dat de markt voor ODF-access (FttO) is opgenomen in de Aanbeveling relevante markten, waarmee voor haar vaststaat dat het een markt betreft die voor regulering in aanmerking komt en waaruit volgt dat het risico bestaat dat deze markt niet daadwerkelijk concurrerend is. T-Mobile stelt zich op het standpunt dat ACM uit had moeten gaan van een bewijsvermoeden van AMM van KPN op de markt voor ODF-access (FttO) of dat in elk geval de bewijsstandaard voor het vaststellen van AMM niet te hoog mag liggen.
4.2.1Het College oordeelde in de FttO2012-uitspraak dat de door ACM verzamelde informatie en gegevens ontoereikend waren voor de vaststelling dat er een risico bestaat op AMM van KPN op de relevante markt voor ODF-access (FttO). Het College zag hierin aanleiding voor vernietiging van het marktanalysebesluit wegens strijd met artikel 6a.2, eerste lid, van de Tw. In dit oordeel valt niet – zoals T-Mobile wil – te lezen dat het hier ging om een in beginsel herstelbaar motiveringsgebrek, dat door ACM had kunnen worden hersteld.
4.2.2ACM wijst er terecht op dat de FttO2012-uitspraak ertoe leidde dat de markt voor ODF-access (FttO) niet gereguleerd was. Aangezien deze markt onderdeel uitmaakt van markt 3a zoals opgenomen in de Aanbeveling relevante markten, was ACM ingevolge artikel 6a.1, eerste lid, van de Tw, gehouden om een marktanalyse uit te voeren als bedoeld in artikel 6a.1, vijfde lid, van de Tw. ACM heeft dit ook zo opgevat en heeft in de periode december 2014 tot en met maart 2016 onderzoek gedaan, waarbij zij actief op zoek is gegaan naar relevante informatie van marktpartijen door schriftelijke vragen te stellen en interviews af te nemen. Naar aanleiding hiervan heeft ACM nader onderzoek verricht en ook externe onderzoeken laten uitvoeren.
4.2.3Het College volgt T-Mobile evenmin in haar standpunt dat ACM zich bij de voorbereiding van het bestreden besluit niet de vraag mocht stellen in hoeverre er wijzigingen waren in feiten en omstandigheden die noopten tot andere conclusies dan op grond van de FttO2012-uitspraak konden worden getrokken. Dat ACM de ontwikkelingen in de door haar genoemde periode heeft betrokken bij het nemen van het bestreden besluit, is in overeenstemming met het uitgangspunt van de Awb dat besluiten ex nunc worden genomen.
4.2.4Dat ACM uit had moeten gaan van een bewijsvermoeden van AMM van KPN op de markt voor ODF-access (FttO), dan wel de lat voor het aannemen van AMM niet te hoog had mogen leggen, volgt niet uit de opname van markt 3a in de Aanbeveling relevante markten. Als gezegd is de consequentie hiervan dat ACM gehouden was een marktanalyse uit te voeren. Dit betreft een belastend besluit waarin het aan ACM is om aannemelijk te maken dat KPN over AMM beschikt.
4.2.5Beroepsgrond 1 van T-Mobile faalt.
Remediëring van mededingingsproblemen op de retailmarkten