ECLI:NL:CBB:2018:480
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de melkveefosfaatreferentie onder de Wet verantwoorde groei melkveehouderij
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 september 2018, werd de rechtmatigheid van de melkveefosfaatreferentie (MVFR) van appellant beoordeeld in het kader van de Wet verantwoorde groei melkveehouderij (Wvgm). Appellant, een melkveehouder, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde MVFR van 1074 kg fosfaat, die door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit was vastgesteld. Appellant stelde dat deze vaststelling een ongerechtvaardigde inbreuk vormde op zijn eigendomsrecht, zoals gewaarborgd in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EP). Hij voerde aan dat hij onomkeerbare verplichtingen had aangegaan voor de uitbreiding van zijn bedrijf, maar verweerder betwistte dit en stelde dat appellant geen bewijs had geleverd van deze verplichtingen.
Het College oordeelde dat het stelsel van de Wvgm in algemene zin niet in strijd is met het eigendomsrecht. Het College benadrukte dat de wetgever het recht heeft om het gebruik van eigendom te reguleren in het algemeen belang, zoals het beschermen van het milieu. Het College concludeerde dat appellant niet had aangetoond dat de MVFR voor hem een individuele en buitensporige last opleverde. De beroepsgrond van appellant werd ongegrond verklaard, maar het College constateerde wel dat het bestreden besluit een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek vertoonde. Desondanks werd het besluit in stand gelaten, met de bepaling dat het door appellant betaalde griffierecht moest worden vergoed.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor melkveehouders om gedetailleerde en concrete gegevens aan te leveren om aan te tonen dat zij disproportioneel worden getroffen door de regelgeving. Het College stelde vast dat appellant niet voldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen, wat leidde tot de conclusie dat de vastgestelde MVFR rechtmatig was.