Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 1] , te [plaats 1] , appellante,
[naam 2] AA, betrokkene
Procesverloop in hoger beroep
17 november 2017, met nummer 17/1052 Wtra AK (www.tuchtrecht.nl, ECLI:NL:TACAKN:2017:75).
Grondslag van het geschil
1 januari 2014;
17 december 2013.
Uitspraak van de accountantskamer
3 april 2015 en 18 februari 2016 intrekt. Betrokkene heeft [naam 5] gevraagd deze brief ter kennis te brengen van de rechtbank, maar had dat zelf moeten doen;
niet-ontvankelijk verklaard en de klachtonderdelen 2, 3, 4 en 6 ongegrond verklaard.
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
20 februari 2014, ECLI:NL:CBB:2014:79), of indien sprake is van misbruik van klachtrecht (zie onder meer de uitspraken van 16 november 2017, ECLI:NL:CBB:2017:359, en
25 februari 2016, ECLI:NL:CBB:2016:36).
niet-ontvankelijk zijn omdat appellante deze klachtonderdelen al in de eerste klachtprocedure aan de orde had kunnen en moeten stellen, houdt gezien het voorgaande geen stand. In zoverre zijn de grieven 1 en 5 terecht voorgedragen.
31 maart 2016 in kopie aan [appellante] heeft doen toekomen, heeft hij haar de mogelijkheid geboden, in geval [naam 5] niet aan zijn verzoek zou voldoen, de intrekkingsbrief zelf in de echtscheidingsprocedure in geding te brengen. Hiermee heeft hij op adequate wijze invulling gegeven aan zijn verplichtingen voortvloeiende uit artikel 9 VGBA. Het klachtonderdeel is ongegrond.”