1.7Blijkens een op 28 maart 2017 gedateerd uittreksel stond appellante op 28 maart 2017 in het handelsregister ingeschreven met als activiteit: SBI-code 0150 - ‘Akker- en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren’.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van appellante tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard en deze gehandhaafd. Hiertoe heeft verweerder, voor zover hier van belang, het volgende uiteengezet. In het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) worden geen rechtstreekse betalingen toegekend aan natuurlijke en rechtspersonen van wie het zakelijk doel niet of nauwelijks is gericht op uitoefening van landbouw. Om toegang te krijgen tot het GLB moet appellante daarom actief landbouwer zijn in de zin van artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (Verordening 1307/2013). Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat appellante voor het jaar 2016 niet kan worden aangemerkt als actieve landbouwer in evenbedoelde zin, omdat uit haar inschrijving in het handelsregister blijkt dat zij niet uiterlijk op 15 mei 2016 stond ingeschreven met een hoofactiviteit landbouw, maar alleen met een nevenactiviteit landbouw. Dat haar inschrijving inmiddels is veranderd doet daar niets aan af. Appellante komt daarom niet in aanmerking voor overdracht en uitbetaling van de betalingsrechten.
3. Appellante heeft aangevoerd dat de vennootschapsstructuur waarvan zij onderdeel uitmaakt in 2016 is herzien. Vóór de herstructurering waren de landbouwactiviteiten ondergebracht in [naam 4] en in [naam 1] Landbouw B.V. en stond appellante in het handelsregister van de KvK ingeschreven met als bedrijfsactiviteit ‘Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeder algemeen assortiment’ SBI-code 46218. Als gevolg van de herstructurering zijn alle landbouwactiviteiten bij appellante ondergebracht. Ten tijde van het invullen van de Gecombineerde opgave 2016 kwam appellante erachter dat er geen agrarische bedrijfsactiviteit geregistreerd stond. Appellante heeft toen alsnog de activiteit ‘Fokken en houden van varkens’ (SBI-code 0146 geregistreerd, maar heeft abusievelijk niet de niet-agrarische activiteit met SBI-code 46218 verwijderd. Hierdoor stonden twee activiteiten geregistreerd, waarbij de niet-agrarische activiteit onbewust bovenaan is komen te staan. Hierdoor is de indruk gewekt dat de agrarische activiteit niet de hoofdactiviteit van appellante is, maar een nevenactiviteit. Dit stemt niet overeen met de feitelijke situatie dat per 1 januari 2016 het fokken en houden van varkens haar hoofdactiviteit is. Volgens appellante heeft verweerder onvoldoende gewezen op het feit dat de volgorde van de SBI-codes cruciaal was. Inmiddels is de registratie van SBI-code 46218 verwijderd en is de registratie dus in overeenstemming met de feitelijke situatie. De gevolgen van het bestreden besluit staan volgens appellante in geen verhouding tot de onjuiste registratie en appellante lijdt hierdoor onevenredig nadeel.
4. Ingevolge artikel 34, eerste lid, van Verordening 1307/2013 kunnen betalingsrechten uitsluitend worden overgedragen aan een landbouwer die overeenkomstig artikel 9 het recht heeft op toekenning van rechtstreekse betalingen.
Ingevolge artikel 9, derde lid, van Verordening 1307/2013 kunnen de lidstaten op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria besluiten dat geen rechtstreekse betalingen worden toegekend aan natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel groepen natuurlijke personen of rechtspersonen: a) van wie de landbouwactiviteiten slechts een onaanzienlijk deel uitmaken van hun totale economische activiteiten; en/of b) van wie de voornaamste activiteit of ondernemingsdoel niet de uitoefening van een landbouwactiviteit is.
Aan zowel onderdeel a als onderdeel b van artikel 9, derde lid, van Verordening 1307/2013 is uitvoering gegeven door in artikel 2.3, derde lid, van de Uitvoeringsregeling te bepalen dat geen rechtstreekse betalingen worden toegekend aan landbouwers die niet uiterlijk op 15 mei van het jaar van aanvraag zijn ingeschreven of waarvan de onderneming niet uiterlijk op 15 mei van het jaar van aanvraag is ingeschreven in het handelsregister van de KvK, en door in artikel 2.3, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling te bepalen dat geen rechtstreekse betalingen worden toegekend aan een landbouwer indien uit de KvK-inschrijving volgt dat de landbouwactiviteit geen hoofdactiviteit is. Als niet wordt voldaan aan de eis om met een landbouwactiviteit als hoofdactiviteit ingeschreven te staan, kan een landbouwer voor rechtstreekse betalingen in aanmerking komen indien hij door middel van een accountantsverklaring aantoont dat de landbouwactiviteit een niet onaanzienlijk deel uitmaakt van de totale economische activiteiten. Dit is bepaald in artikel 2.3, vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling.
Ingevolge artikel 25, eerste lid, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening 1307/2013 en tot wijziging van bijlage X bij die verordening (Verordening 639/2014) mogen betalingsrechten op elk moment van het jaar worden overgedragen.