1.2Appellante exploiteert de onderneming [naam 2] , te [plaats 2] . Op 14 februari 2017 is tijdens een inspectie door een inspecteur van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) geconstateerd dat appellante niet kon aantonen dat zij zorg droeg voor de invoering, uitvoering of handhaving van één of meer permanente procedures gebaseerd op de HACCP-beginselen. Naar aanleiding van deze inspectie heeft appellante op 7 maart 2017 een schriftelijke waarschuwing gekregen. Op 4 mei 2017 heeft een toezichthouder van de NVWA opnieuw een inspectie uitgevoerd bij de onderneming van appellante. De bevindingen van die inspectie zijn neergelegd in het rapport van bevindingen van 28 mei 2017 (rapport van bevindingen). In het rapport van bevindingen staat, voor zover hier relevant, vermeld:
“(…)
Vervolgens zag ik dat in de winkel, in schappen, diverse soorten brood in voorraad werd gehouden. Ik zag dat in de toonbank diverse soorten broodjes in voorraad werden gehouden.
Verkoop Ongekoelde presentatie: (het proces)
In de Hygiënecode voor de Brood- en Banketbakkerij 2008 staat in deel 3, Procesbeheersing,
onder punt 3.9 de processtap “Verkoop” beschreven. (…) De voorwaarden voor ongekoelde verkoop staan beschreven in de aanvullende module 4.3 Module Ongekoelde Presentatie Bakkerijproducten.
Desgevraagd verklaarde de heer [naam 1] dat bij de presentatie geen gebruik werd gemaakt van de eerder genoemde regelingen.
Ik zag tijdens mijn inspectie dat in de toonbank onder andere producten met droge vleesvulling zoals saucijzenbroodjes en frikadelbroodjes in voorraad werden gehouden.
Vanuit mijn vakdeskundigheid weet ik dat dit bederfelijke waren zijn, zoals bedoeld in artikel 15, eerste lid, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen. Deze waren dienen teneinde microbiologisch bederf of uitgroei van pathogene bacteriën tegen te gaan, gekoeld te worden bewaard, vervoerd of in voorraad te worden gehouden, zodanig dat de temperatuur van de waar ten hoogste 7°C bedraagt, zoals bedoeld in artikel 15, eerste lid, onder b, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen.
Ik stak mijn hand in de vitrine en bemerkte dat deze niet koud aanvoelde. Met behulp van een daartoe door de Dienst verstrekte en met regelmaat gekalibreerde digitale kernthermometer heb ik door aflezing van de display de temperaturen vastgesteld van de hieronder genoemde bederfelijke producten:
Saucijzenbroodje 21,3°C ( 8 stuks );
Frikadelbroodje 20,7°C ( 6 stuks).
Uit bovenstaande bevindingen bleek mij dat genoemde bederfelijke producten ongekoeld werden verkocht.
Vervolgens vroeg ik de heer [naam 1] of genoemde producten in eigen bedrijf waren afgebakken. Desgevraagd verklaarde de heer [naam 1] dat genoemde producten diezelfde dag in eigen bedrijf waren afgebakken.
In de module “Ongekoelde Presentatie Bakkerijproducten vallen de producten onder categorie 3. Producten uit die categorie moeten bij het verlaten van de oven een kerntemperatuur hebben van 90°C of hoger. Ik vroeg de heer [naam 1] of er wekelijks een kerntemperatuurmeting werd gedaan van genoemde producten bij het verlaten van de oven en die meting ook werd geregistreerd. Desgevraagd verklaarde de heer [naam 1] dergelijke temperatuurmeting niet werd uitgevoerd.
Ik zag op de verpakking of direct bij de producten geen aanduiding met de tekst: “Dit is een dagvers product bestemd voor consumptie op de dag van aankoop”.
Op mijn vraag of er een systeem aanwezig was waarbij aangetoond werd hoe laat het de producten uit de oven komen en de daarbij opgetelde maximale presentatietijd (8 of 12 uur) en de tijd waarop de producten uit de verkoop worden gehaald antwoordde her [naam 1] ontkennend.
Op mijn vraag of er van het de producten minimaal eenmaal per jaar microbiologisch worden onderzocht om of wordt voldaan aan de microbiologische richtwaarden die genoemd zijn in deze module, antwoordde e heer [naam 1] ontkennend.
Desgevraagd verklaarde de heer [naam 1] dat bij deze presentatie geen gebruik werd gemaakt van ongekoelde presentatie, zoals beschreven in een andere hygiënecode.”