ECLI:NL:CBB:2019:347
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit minister van Landbouw inzake betalingsrechten voor landbouwpercelen
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellant had een aanvraag ingediend voor de uitbetaling van betalingsrechten voor het jaar 2016, maar de minister had bij het primaire besluit van 20 januari 2017 de uitbetaling vastgesteld op € 14.423,51, gebaseerd op een oppervlakte van 35,41 ha. De appellant had echter een grotere oppervlakte opgegeven, wat leidde tot een administratieve sanctie van € 410,73. Na bezwaar van de appellant heeft de minister het primaire besluit herroepen en het bedrag verhoogd naar € 14.640,71, met een nieuwe sanctie van € 299,41.
De appellant was het niet eens met de vaststelling van de subsidiabele percelen en voerde aan dat de minister de opgegeven oppervlaktes had moeten overnemen, aangezien er geen onregelmatigheden waren vastgesteld tijdens een 1%-controle. Het College overwoog dat de minister het systeem van referentiepercelen correct had toegepast en dat de appellant niet had aangetoond dat de vastgestelde oppervlaktes onjuist waren. Het College concludeerde dat de minister niet verplicht was om een fysieke meting uit te voeren, aangezien de luchtbeelden voldoende informatie boden om de subsidiabele oppervlakte vast te stellen.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep van de appellant ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. H.L. van der Beek, met mr. W.M.J.A. Duret als griffier.