Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 1] B.V., te [plaats] , appellante
(gemachtigde: mr. E.F. van Hasselt),
appellante
en
de Autoriteit Consument en Markt, ACM
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
e-mail was gewaarschuwd en heeft ACM die omstandigheid betrokken bij de verwijtbaarheid. Dit ondanks het feit dat ACM er juist toe was overgegaan [naam 1] via de e-mail te benaderen omdat het niet lukte telefonisch contact met de directie te krijgen en zonder in te gaan op de reactie van [naam 1] . In de zienswijze van 29 maart 2016 heeft [naam 1] opnieuw aangevoerd dat de waarschuwing haar niet had bereikt. Tijdens de hoorzitting op
6 april 2016 is deze kwestie uitvoerig door [naam 1] toegelicht. ACM had dan ook op grond van artikel 3:4, eerste lid, van de Awb, de gang van zaken rond de waarschuwing moeten betrekken bij de beslissing om al dan niet daadwerkelijk over te gaan tot het opleggen van een boete, met name omdat volgens de door ACM gehanteerde gedragslijn het niet opvolgen van een waarschuwing door een onderneming mede bepalend is voor het opleggen van een boete. Dit heeft ACM niet, althans niet op de juiste wijze, gedaan. Integendeel, ACM heeft ten onrechte zonder enig nader onderzoek als uitgangspunt genomen dat de waarschuwing was aangekomen en vervolgens bij de mate van verwijtbaarheid betrokken, omdat [naam 1] volgens ACM de overtreding had voortgezet na te zijn gewaarschuwd. Daarmee heeft ACM onzorgvuldig gehandeld in de zin van zowel artikel 3:2 als artikel 3:4, eerste lid, van de Awb.
Beslissing
- draagt ACM op het betaalde griffierecht in beroep en in hoger beroep van € 333,- en € 508,-, derhalve in totaal € 841,- aan appellante te vergoeden;