Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 september 2019 in de zaak tussen
V.O.F. [naam] , te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
-en kalfkoeien (categorie 100), 45 stuks jongvee jonger dan één jaar (categorie 101) en 45 stuks jongvee van één jaar en ouder (categorie 102). Daartoe is een nieuwe stal gebouwd, die een proefstal zou worden voor een nieuw soort vloer: de ‘Meadowfloor’. Op 20 februari 2015 heeft appellante een orderbevestiging van de Meadowfloor ontvangen met een te betalen bedrag van € 90.188,55. Op 24 juni 2015 heeft zij een aannemingsovereenkomst gesloten voor de bouw van de stal
.De bouw is gestart in augustus 2015 en in april 2016 heeft appellante de stal in gebruik genomen.
-en kalfkoeien, 30 stuks jongvee jonger dan één jaar en 45 stuks jongvee van één jaar en ouder. Verweerder is voor de berekening van het fosfaatrecht van die dieraantallen uitgegaan.
NB-vergunning gaat eenzelfde redenering op: deze werd verleend na de peildatum maar daaraan ging een traject vooraf waarin appellante ervoor heeft gezorgd dat zij aan de vereisten zou voldoen. Zij had dus geen aanleiding om eraan te twijfelen dat de vergunningen verleend zouden worden. De gebouwde stal kan niet voor andere doeleinden worden gebruikt. De bouw van de nieuwe stal heeft € 850.000,- gekost, waarmee te totale financiering meer dan
€ 1.300.000,- bedraagt. Met de melkopbrengst van de koeien die appellante kan houden, kan zij niet aan haar financiële verplichtingen voldoen. De toekomst van het bedrijf staat op het spel. Ter onderbouwing hiervan heeft appellante een exploitatieoverzicht overgelegd.