5.3.In artikel 13, tweede lid, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (Verordening 639/2014) is bepaald dat:
“2. Voor de toepassing van artikel 9, lid 3, onder a), van Verordening (EU) nr. 1307/2013 kunnen de lidstaten op basis van de volgende situaties bepalen dat landbouwactiviteiten slechts een onaanzienlijk deel van de totale economische activiteiten van een natuurlijke persoon of rechtspersoon dan wel een groep natuurlijke personen of rechtspersonen vormen:
a) het jaarlijkse bedrag aan rechtstreekse betalingen maakt minder dan 5 % uit van de totale in artikel 11 van de onderhavige verordening bedoelde inkomsten uit niet-landbouwactiviteiten in het meest recente belastingjaar waarvoor dergelijk bewijs beschikbaar is;
b) het totale bedrag van de in artikel 11 van de onderhavige verordening bedoelde inkomsten uit landbouwactiviteiten in het meest recente belastingjaar waarvoor dergelijk bewijs beschikbaar is, is lager dan een door de lidstaten vast te stellen drempel en niet hoger dan een derde van het totale bedrag aan inkomsten in het meest recente belastingjaar waarvoor dergelijk bewijs beschikbaar is.
In afwijking van de eerste alinea kunnen de lidstaten alternatieve criteria vaststellen op basis waarvan landbouwactiviteiten als onaanzienlijk in de zin van artikel 9, lid 3, onder a), van Verordening (EU) nr. 1307/2013 moeten worden aangemerkt.”
6. In de brief van de accountant van appellant van 16 januari 2017 met als onderwerp “Accountantsverklaring hoofdactiviteit landbouw” is het volgende opgenomen:
“Hierbij verklaren wij dat Aspergeteeltbedrijf [naam 3] sinds 1989 is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer […] . De hoofdactiviteit betreft “Teelt van groenten en wortel- en knolgewassen (SBI-code: 0113).
Wij hebben geconstateerd dat de inschrijving bij de Kamer van Koophandel op dat punt niet juist was. Inmiddels is de inschrijving aangepast en deze is nu akkoord.”
Bij deze brief is een uittreksel van de KvK van 16 januari 2017 gevoegd.
7. Naar het oordeel van het College kan deze brief van de accountant, anders dan appellant betoogt, niet worden aangemerkt als een accountantsverklaring in de zin van artikel 2.3 van de Uitvoeringsregeling in samenhang met artikel 13 van Verordening 639/2014. Daarvoor is nodig dat deze verklaring gegevens bevat over de inkomsten van appellant uit (niet)landbouwactiviteiten, zoals bedoeld in artikel 13, tweede lid, aanhef en onder a en/of b, van Verordening 639/2014. Anders dan appellant veronderstelt, voldoet de enkele verklaring van een accountant dat sprake is van landbouwactiviteiten dan ook niet. Van een professionele gemachtigde, tevens accountant, mag worden verwacht dat deze op de hoogte is van de regelgeving waarin de hierboven genoemde eisen aan de accountsverklaring zijn neergelegd. Nu de in dit geval ingediende verklaring veeleer een begeleidende brief is bij het bijgevoegde uittreksel van de gewijzigde inschrijving in de KvK en geen gegevens bevat over het inkomen van appellant uit (niet-)landbouwactiviteiten, heeft verweerder terecht gesteld dat appellant geen accountantsverklaring heeft ingediend.
8. Niet in geschil is dat de inschrijving bij de KvK met ingang van 16 januari 2017 is gewijzigd. Zoals het College al eerder heeft geoordeeld in zijn uitspraken van 8 mei 2018 (ECLI:NL:CBB:2018:325) en van 4 september 2018 (ECLI:NL:CBB:2018:464) dient de steunaanvrager op de peildatum, in dit geval 15 mei 2016, op de juiste wijze ingeschreven te staan bij de KvK, dan wel met een hierboven omschreven accountantsverklaring aan te tonen dat hij actieve landbouwer is om voor uitbetaling van de betalingsrechten in aanmerking te komen. Voor de melding overdracht geldt dat verweerder deze kan verwerken als de landbouwer ten tijde van de overdracht kan worden aangemerkt als actieve landbouwer of, indien hij niet ten tijde van de overdracht als actieve landbouwer kan worden aangemerkt, vanaf het moment dat hij met een landbouwactiviteit als hoofdactiviteit staat ingeschreven bij de KvK. Nu appellant pas met ingang van 16 januari 2017 met een landbouwactiviteit als hoofdactiviteit bij de KvK staat ingeschreven en geen accountantsverklaring heeft ingediend, heeft verweerder terecht de melding overdracht pas met ingang van 16 januari 2017 verwerkt omdat hij ten tijde van de overdracht niet als actieve landbouwer kon worden aangemerkt en heeft verweerder de aanvraag om uitbetaling van de betalingsrechten van 2016 terecht afgewezen omdat appellant niet voldoet aan het bepaalde in artikel 2.3 van de Uitvoeringsregeling. 9. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.