Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2019 in de zaak tussen
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
artikel 23, derde lid, van de Meststoffenwet (Msw) het fosfaatrecht van appellante vastgesteld.
Overwegingen
202 melk- en kalfkoeien en 120 stuks jongvee. Aan appellante is in mei 2012 een subsidie verleend ter hoogte van € 223.738 in het kader van de regeling ‘Investeringen in integraal duurzame stallen en houderijsystemen’. In augustus 2012 is aan appellante een omgevingsvergunning bouwen/milieu verleend voor de bouw van een ligboxenstal waar zij de beoogde dieraantallen kan houden. Appellante is in september 2012 financieringsverplichtingen aangegaan ter hoogte van € 510.000,-, in oktober 2012 ter hoogte van € 171.355,95 en in februari 2013 ter hoogte van € 19.465,27. Appellante heeft in november 2012 een bankfinanciering verkregen voor de nieuwbouw van de ligboxenstal (en toebehoren) van € 925.000,-. In november 2014 heeft appellante een financieringsvoorstel getekend voor € 350.000,-. In januari 2015 heeft appellante een koopovereenkomst getekend voor een robotmelksysteem van € 143.000,-. In oktober 2015 heeft appellante 30 koeien aangekocht. Op de peildatum van 2 juli 2015 waren bij appellante nog niet de beoogde dieraantallen aanwezig. Appellante hield op de peildatum 118 melkkoeien en 93 stuks jongvee.
9 januari 2019, ECLI:NL:CBB:2019:5. Door ziekte van de vader en lichamelijke klachten bij twee van de vennoten was appellante gehouden haar pluimvee en vleesvee af te voeren en zich enkel op het melkvee te richten. In 2012 was de stal al gereed. Door problematiek met de melkinrichting en de melkrobots heeft appellante ongeveer 30 koeien moeten afvoeren en kon de derde melkrobot pas in februari 2015 worden geplaatst. Appellante kon hierdoor pas koeien aankopen in oktober 2015.
9 januari 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:1-7). Daarin heeft hij al geoordeeld dat het fosfaatrechtenstelsel op regelingsniveau, inclusief de peildatum van 2 juli 2015, verenigbaar is met artikel 1 van het EP. In de uitspraak van 23 juli 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:291) heeft het College dit oordeel verder gemotiveerd.
artikel 1 van het EP.
Beslissing
mr. J.M.M. van Dalen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 december 2019.