4.1In artikel 1, aanhef en onder a, van de Wva is bepaald dat onder inhoudingsplichtige moet worden verstaan: hetgeen daaronder wordt verstaan voor de heffing van loonbelasting.
In artikel 1, aanhef en onder k, van de Wva is bepaald dat onder een fiscale eenheid moet worden verstaan: een eenheid in de zin van de artikelen 15 en 15a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
In artikel 1, aanhef en onder u, van de Wva is bepaald dat onder uitgaven moet worden verstaan: al hetgeen is betaald voor de verwerving van nieuw vervaardigde bedrijfsmiddelen voor zover deze betalingen drukken op de S&O-inhoudingsplichtige of op een lichaam dat deel uitmaakt van dezelfde fiscale eenheid als de S&O-inhoudingsplichtige en deze bedrijfsmiddelen:
1°. niet eerder in aanmerking zijn genomen voor een S&O-verklaring;
2°. niet eerder zijn gebruikt; en
3°. dienstbaar en direct toerekenbaar zijn aan de realisatie van speur- en ontwikkelingswerk van de S&O-inhoudingsplichtige.
In artikel 23, eerste lid, van de Wva is bepaald dat de minister van Economische Zaken aan een S&O-inhoudingsplichtige die voornemens is in een periode van een kalenderjaar speur- en ontwikkelingswerk te verrichten, op zijn aanvraag op de voet van artikel 22 een S&O-verklaring verstrekt.
In artikel 24, tweede lid, van de Wva is bepaald dat de S&O-inhoudingsplichtige mededeling doet aan de minister van Economische Zaken en Klimaat over de in dat kalenderjaar aan speur- en ontwikkelingswerk bestede uren waarvoor een S&O-verklaring is afgegeven en, ingeval een S&O-verklaring ook een bedrag aan kosten en uitgaven als bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel d, bevat, van de in dat kalenderjaar gerealiseerde kosten en uitgaven waarvoor een S&O-verklaring is afgegeven.
Op grond van artikel 25, eerste lid, van de Wva geeft de minister van Economische Zaken aan de S&O-inhoudingsplichtige die de mededeling, bedoeld in artikel 24, tweede lid, heeft gedaan, zo nodig een correctie-S&O-verklaring af voor alle op het kalenderjaar betrekking hebbende S&O-verklaringen gezamenlijk, waarbij hij het bedrag van de correctie-S&O-verklaring, gespecificeerd per S&O-verklaring, vaststelt op basis van de voor dat kalenderjaar toegekende uren, kosten en uitgaven, maar volgens die mededeling niet-bestede uren en niet-gerealiseerde kosten en uitgaven.
Op grond van artikel 25, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wva geeft de minister van Economische Zaken aan de S&O-inhoudingsplichtige een correctie-S&O-verklaring af met het bedrag dat op de S&O-verklaring ten onrechte is vermeld als bedrag aan S&O-afdrachtvermindering, indien aannemelijk is dat ter verkrijging van de S&O-verklaring of bij het doen van de mededeling, bedoeld in artikel 24, tweede lid, gegevens of bescheiden zijn verstrekt die zodanig onjuist of onvolledig zijn dat een andere beslissing zou zijn genomen indien de juiste en volledige gegevens zouden zijn verstrekt.
5. Het College ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder terecht op grond van artikel 25, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wva een correctie-S&O-verklaring ten aanzien van de uitgaven heeft afgegeven, omdat de betreffende uitgaven niet door appellante zijn gedaan, maar door een zustermaatschappij van appellante, [naam 4] B.V.