Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 24 maart 2020 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats] , appellant
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid).
Procesverloop
Overwegingen
-en kalfkoeien en 62 stuks jongvee.
Noord-Holland in verband met de aanleg van een provinciale weg over de huiskavel van appellant. Deze hebben veel tijd in beslag genomen, waardoor de ontwikkeling van het bedrijf is vertraagd. Dat hoeft niet voor zijn rekening en risico te komen. Indien de weg sneller zou zijn gerealiseerd, had appellant eerder kunnen beginnen met de bedrijfsuitbreiding en zou de stalcapaciteit op de peildatum zeker volledig zijn benut. Dan zou appellant 95 melk- en kalfkoeien en 56 stuks jongvee kunnen houden, waarvoor hij 4.836 kg fosfaatrecht nodig zou hebben. Hij komt daarom 894 kg fosfaatrecht tekort en kan daardoor 18,5% van zijn koeplaatsen niet benutten. Hij kan de stal niet voor andere doeleinden benutten, zodat deze deels leeg staat. De financiële gevolgen zijn aanzienlijk en zijn bedrijfsvoering is in gevaar, vanwege de hoge financieringslasten die hij is aangegaan voor de bouw van de stal. De kosten van de staluitbreiding komen neer op € 678.000,-. Ter onderbouwing beroept appellant zich op een rapportage van 27 mei 2019 (rapportage) waarin [naam 3] drie scenario’s met elkaar vergelijkt. Het eerste gaat uit van de situatie zonder fosfaatrechtenstelsel en volledige benutting van de stal met een vergunning voor het houden van 95 melkkoeien en 60 stuks jongvee. Het tweede gaat uit van de situatie conform het toegekende fosfaatrecht met een krimp naar 73 melkkoeien en jongvee en het derde scenario gaat uit van de situatie conform het toegekende fosfaatrecht met aankoop van (de ontbrekende) 894 kg fosfaatrecht. [naam 3] concludeert dat van het tweede en derde scenario een niet lonende exploitatie met een negatieve rentabiliteit en liquiditeit te verwachten is. Het eerste scenario zonder het fosfaatrechtenstelsel laat een lonende exploitatie, op bedrijfscontinuïteit gericht beeld zien.
9 januari 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:1-7). Daarin heeft hij al geoordeeld dat het fosfaatrechtenstelsel op regelingsniveau verenigbaar is met artikel 1 van het EP. In de uitspraak van 23 juli 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:291) heeft het College dit oordeel verder gemotiveerd.