ECLI:NL:CBB:2020:243
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.H. de Wildt
- J.W.E. Pinckaers
- Rechtspraak.nl
Intrekking van taxivergunning wegens overtreding van de Taxiverordening Amsterdam
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 april 2020 uitspraak gedaan in het beroep van [naam 1] tegen het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De zaak betreft de intrekking van de Taxxxivergunning van appellant, die werkzaam is als taxichauffeur in Amsterdam. De vergunning werd ingetrokken omdat appellant op 6 januari 2018 taxivervoer zou hebben aangeboden terwijl zijn vergunning geschorst was. Appellant heeft in beroep aangevoerd dat hij niet in strijd met de regels heeft gehandeld en dat de intrekking van zijn vergunning onterecht was.
Het College heeft vastgesteld dat appellant op de betreffende datum met zijn taxi stilstond op een laad- en losplaats, een locatie die bekend staat als illegale opstapplaats voor taxi's. De wetgeving, specifiek artikel 2.3 van de Taxiverordening, verbiedt het aanbieden van taxivervoer zonder geldige vergunning. Het College heeft de verklaringen van appellant en de verbalisant beoordeeld en geconcludeerd dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op dat moment niet taxivervoer aanbood. De argumenten van appellant, waaronder de claim van een lekke band, werden niet geloofwaardig geacht.
Uiteindelijk heeft het College het beroep ongegrond verklaard en de intrekking van de vergunning bevestigd. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van taxichauffeurs om zich aan de geldende regels te houden en de gevolgen van overtredingen.