Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 2 juni 2020 in de zaak tussen
Liander N.V. (Liander), appellante
Autoriteit Consument en Markt (ACM), verweerster
[naam 1] B.V.( [naam 1] ) en
[naam 2] B.V.( [naam 2] ),
Procesverloop
Overwegingen
,allereerst dat artikel 1, aanhef en onder b, van de E-wet uitsluitend verwijst naar de definitie in de Wet WOZ als zodanig, namelijk naar “onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 Wet WOZ”, en niet naar een concrete waardevaststelling of een vergelijkbare term die onmiskenbaar wijst op een ambtelijke vaststelling op basis van die wetsbepaling. Uit de parlementaire geschiedenis bij artikel 23 van de E-wet blijkt evenmin van aanwijzingen dat de wetgever, in afwijking van zijn wettekst naar de WOZ-beschikking wilde verwijzen in plaats van naar de wet.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt ACM op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de klacht, met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt ACM op het betaalde griffierecht van € 333,- aan Liander te vergoeden;