ECLI:NL:CBB:2020:55
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- R.R. Winter
- A. Venekamp
- H.L. van der Beek
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens gebrek aan procesbelang in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft appellante, een B.V. gevestigd te [plaats], hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 30 april 2015, waarin een boete was opgelegd wegens overtreding van de Meststoffenwet. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard. In de loop van de procedure heeft de staatssecretaris van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een nieuwe beslissing op bezwaar genomen op 12 februari 2019, waarbij de eerder opgelegde boete is komen te vervallen. Appellante heeft vervolgens op 13 maart 2019 het hoger beroep ingetrokken, omdat de boete was vervallen en haar proceskosten zouden worden vergoed.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft in zijn uitspraak van 28 januari 2020 geoordeeld dat appellante geen procesbelang meer had bij het hoger beroep, aangezien het doel van het beroep, het laten vervallen van de boete, reeds was bereikt. Het College heeft daarbij verwezen naar vaste rechtspraak die stelt dat een belanghebbende voldoende procesbelang moet hebben om ontvankelijk te zijn in hoger beroep. Aangezien de boete was vervallen en de proceskosten waren vergoed, was er geen aanleiding om het hoger beroep te continueren.
De uitspraak van het College concludeert dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard, zonder dat er een proceskostenveroordeling plaatsvond. De beslissing is openbaar uitgesproken en de betrokken rechters hebben de uitspraak ondertekend.