ECLI:NL:CBB:2020:912
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van Duuren
- N.C.H. Vrijsen
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en de gevolgen van de Meststoffenwet voor melkveehouders
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 1 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een melkveehouderij en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de vaststelling van fosfaatrechten. De appellante, een melkveehouder, had in 2014 een omgevingsvergunning aangevraagd voor de uitbreiding van haar stal, maar de uitvoering van deze uitbreiding werd vertraagd door juridische procedures en een schorsing van de vergunning. De minister stelde het fosfaatrecht van appellante vast op 9.671 kg, gebaseerd op de dieraantallen die op 2 juli 2015 op het bedrijf aanwezig waren. Appellante stelde dat het fosfaatrechtenstelsel in strijd was met haar recht op eigendom en dat zij een individuele en buitensporige last ondervond door de beperkingen die het stelsel met zich meebracht. Het College oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat het fosfaatrechtenstelsel een buitensporige last op haar legde. Het College benadrukte dat de investeringsbeslissingen van melkveehouders risico's met zich meebrengen en dat appellante zelf verantwoordelijk was voor de risico's die zij had genomen door op dat tijdstip te investeren in de uitbreiding van haar stal, ondanks het feit dat de omgevingsvergunning nog niet onherroepelijk was. De uitspraak concludeerde dat de bescherming van het milieu en de volksgezondheid zwaarder weegt dan de belangen van appellante, en verklaarde het beroep ongegrond.