Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2021 in de zaak tussen
Veehouderij [naam 1] V.O.F., te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.
Procesverloop
Overwegingen
4 september 2015 is een BVD infectie vastgesteld bij een aantal koeien.
2 juli 2015 over alle vergunningen beschikte, die voor de beoogde groei noodzakelijk waren. Appellante heeft immers geen omgevingsvergunning en geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw-vergunning) overgelegd, waaruit blijkt dat appellante het beoogde aantal dieren mocht houden. Met enkel het Besluit landbouw milieubeheer - dat overigens uitgaat van 65 melkkoeien in plaats van de beoogde 75 melkkoeien - beschikt appellante niet over alle, voor de uitbreiding noodzakelijke vergunningen. Volgens verweerder is alleen al hierom geen ruimte om een individuele en buitensporige last aan te nemen.
23 juli 2019, hiervoor aangehaald, onder 6.8.2).
€ 500,- (3/6 x € 1.000,-) aan appellante.
€ 534,- en een wegingsfactor 0,5). Nu de overschrijding van de redelijke termijn zowel aan verweerder als aan het College is toe te rekenen, zullen verweerder en de Staat ieder voor de helft in de proceskosten van appellante worden veroordeeld.