Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 maart 2021 in de zaak tussen
Maatschap [naam] , te [plaats] , gemeente [gemeente] , appellante,
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Omvang geding
29 november 2017 is vervangen door het besluit van 26 januari 2019 en niet gesteld of gebleken is dat appellante nog belang heeft bij de beoordeling van het beroep tegen het besluit van 29 november 2017, zal het College dat beroep niet-ontvankelijk verklaren.
Knelgevallenregeling
“Indien de houder, meldt en aantoont dat het referentieaantal minimaal 5% lager is door bouwwerkzaamheden, diergezondheidsproblemen, ziekte, ziekte of overlijden van een persoon van het samenwerkingsverband van de houder of een bloed- of aanverwant in de eerste graad, of vernieling van melkveestallen, kan de minister op zijn verzoek het referentieaantal bepalen aan de hand van het aantal runderen dat voor de intreding van deze buitengewone omstandigheden is geregistreerd.”
13 november 2018 (ECLI:NL:CBB:2018:598) en (ECLI:NL:CBB:2018:599) – biedt de knelgevallenregeling verweerder niet de mogelijkheid rekening te houden met beoogde, maar niet gerealiseerde groei van de veestapel.
Het betoog faalt.
Individuele buitensporige last
1 mei 2015 300 melkkoeien en 210 stuks jongvee houden. Zij heeft de daarvoor benodigde vergunning verkregen en heeft 77 stuks jongvee gekocht. Appellante wijst verder op de moeilijke familieomstandigheden door een scheiding en psychische klachten bij een van de maten waardoor de bedrijfsvoering van appellante in de knel is gekomen.
De bewijslast dat sprake is van een individuele buitensporige last rust op appellante (vergelijk de uitspraak van 21 augustus 2018, ECLI:NL:CBB:2018:417).
Slotsom
Beslissing
mr. A.J. Jansen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
2 maart 2021.