ECLI:NL:CBB:2021:230
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toepassing van de knelgevallenregeling in het kader van de Meststoffenwet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Maatschap [naam 1] en [naam 2] als appellante en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit als verweerder. De zaak betreft de toepassing van de Meststoffenwet, specifiek artikel 23, derde en zesde lid, en de vraag of de knelgevallenregeling correct is toegepast. Appellante had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister waarin het fosfaatrecht werd vastgesteld op basis van het aantal dieren dat op 2 juli 2015 op het bedrijf aanwezig was. Appellante stelde dat er sprake was van bijzondere omstandigheden door bouwwerkzaamheden en dat haar fosfaatrecht moest worden afgestemd op geplande uitbreidingen die na de peildatum gerealiseerd zijn.
Het College oordeelde dat de wetgever heeft gekozen voor een beperkte knelgevallenregeling en dat niet gerealiseerde uitbreidingen niet mee worden genomen bij de beoordeling van knelgevallen. De beroepsgrond van appellante dat er sprake is van schending van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden werd verworpen, omdat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legt. Het College verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.