ECLI:NL:CBB:2021:422
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel in relatie tot individuele lasten voor melkveehouders
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 april 2021, zaaknummer 19/1806, werd het beroep van appellante, een melkveehouderij, ongegrond verklaard. Appellante had betoogd dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legde, maar het College oordeelde dat zij niet aannemelijk had gemaakt dat dit het geval was. De zaak begon met een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij het fosfaatrecht van appellante werd vastgesteld op 5.311 kg, gebaseerd op de op 2 juli 2015 op haar bedrijf gehouden dieren. Appellante had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 11 februari 2021 waren partijen niet verschenen. Het College overwoog dat het fosfaatrechtenstelsel niet in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het College benadrukte dat niet ieder vermogensverlies als gevolg van het fosfaatrechtenstelsel een buitensporige last vormt. De investeringsbeslissingen van appellante, die in 2013 begon met de bouw van een nieuwe rundveestal, werden als ondernemersrisico's beschouwd. Het College concludeerde dat appellante had moeten anticiperen op de gevolgen van het fosfaatrechtenstelsel, dat al voorzienbaar was op het moment van haar investeringen.
Het College oordeelde dat de belangen van het milieu en de volksgezondheid, evenals de verplichtingen voortvloeiend uit de Nitraatrichtlijn, zwaarder wogen dan de belangen van appellante. De uitspraak bevestigde dat de investeringen van appellante voor haar eigen rekening kwamen en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die haar situatie anders maakten dan die van andere melkveehouders. De beslissing van de minister werd derhalve gehandhaafd en het beroep van appellante werd ongegrond verklaard.