Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2021 in de zaak tussen
[naam] , te [plaats] , appellant
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Kamerstukken II2017/18, 33037, 285, p. 3). Volgens appellant valt hij onder de daar genoemde situatie en handelt verweerder in strijd met zijn eigen beleid door het fosfaatrecht van appellant niet te verhogen. Bovendien gaat verweerder eraan voorbij dat hij onder werking van de Regeling fosfaatreductieplan 2017 (Regeling) met toepassing van artikel 13, derde lid, van de Landbouwwet (de hardheidsclausule) in meerdere vergelijkbare gevallen toepassing heeft gegeven aan artikel 12, tweede lid, van de Regeling. Aan dit beroep op het gelijkheidsbeginsel is verweerder volledig en ongemotiveerd voorbijgegaan. Verder werpt verweerder onterecht tegen dat de knelgevallenregeling vereist dat appellant op 2 juli 2015 in bezit moest zijn van een bedrijf als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Msw, omdat deze eis niet te lezen valt in de knelgevallenregeling. Daar komt bij dat het standpunt van de minister ook in strijd is met primair besluit I. Het fosfaatrecht van appellant is in dat besluit op nul kg vastgesteld, omdat er geen melkvee werd gehouden op de peildatum maar niet omdat geen sprake was van een bedrijf. Dat tijdelijk geen gebouwen en gronden beschikbaar waren, maakt volgens appellant niet dat geen sprake is van een bedrijf in de zin van de Msw. Appellant had overigens wel melkveefosfaatreferentie en bedrijfsmiddelen.