Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 8 juni 2021 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats] , appellant
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.
Procesverloop
Overwegingen
€ 7.882,20 in het jaar 2018 (151 kg fosfaatrecht min 10% afroming is 135,9 kg fosfaatrecht, keer een verhuurprijs van € 58,-) en op € 3.057,75 voor het jaar 2019 (135,9 kg fosfaatrecht min 10% afroming is 122,31 kg fosfaatrecht, keer een verhuurprijs van € 25,-), in totaal € 10.939,95. De verhuurprijs heeft appellant onderbouwd met fictieve leaseovereenkomsten. Daarnaast heeft appellant immateriële schade geleden door de overschrijding van de redelijke termijn voor het behandelen van bezwaar en beroep.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit en het beroep tegen het vervangingsbesluit nietontvankelijk;
- wijst het verzoek om vergoeding van schade als gevolg van het bestreden besluit af;
- wijst het verzoek om vergoeding van schade als gevolg van de overschrijding van de redelijke termijn af;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 174,- aan appellant dient te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.602,-.