In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de vaststelling van het fosfaatrecht van appellante, een maatschap die zich bezighoudt met de veehouderij. De appellante had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die op basis van de Meststoffenwet het fosfaatrecht had vastgesteld. De zaak draait om de vraag of drie koeien, geregistreerd als zoogkoeien, ten onrechte niet zijn aangemerkt als melk- en kalfkoeien, en of twee stierkalveren op de peildatum als melkvee moeten worden beschouwd. Het College oordeelt dat de appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de koeien als melkkoeien moeten worden aangemerkt, aangezien zij op de peildatum als zoogkoeien waren geregistreerd. Ook de stierkalveren werden niet als melkvee aangemerkt, omdat zij niet voor de melkveehouderij werden gehouden. Het College heeft het vervangingsbesluit van de minister vernietigd en het fosfaatrecht vastgesteld op 250 kg, waarbij ook een schadevergoeding is toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn. De appellante heeft recht op een schadevergoeding van € 1.000,-, waarvan € 142,85 door de verweerder en € 857,15 door de Staat moet worden betaald.