In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 6 juli 2021, zaaknummer 20/555, staat de toepassing van de knelgevallenregeling in het fosfaatrechtenstelsel centraal. Appellante, een vennootschap onder firma die een melkveebedrijf exploiteert, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin haar fosfaatrecht was vastgesteld. Appellante stelde dat er bijzondere omstandigheden waren, zoals de ziekte van de ouders van een van haar vennoten en dierziekte, die een negatieve impact hadden op haar bedrijfsvoering en de dieraantallen. Het College oordeelt dat appellante deze omstandigheden onvoldoende heeft onderbouwd en dat de minister terecht geen toepassing heeft gegeven aan de knelgevallenregeling. De ziekte van de ouders en de dierziekte werden niet als voldoende onderbouwd beschouwd om aan te nemen dat de besluitvorming van de minister in strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens was. Het College vernietigt het bestreden besluit, maar stelt het fosfaatrecht van appellante vast op 3.313 kg, en bepaalt dat het door appellante betaalde griffierecht wordt vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van bijzondere omstandigheden in het kader van het fosfaatrechtenstelsel.