In deze zaak heeft een veehouder een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, naar aanleiding van zijn verzoek van 5 augustus 2022 om vermeld te worden als erkend koper/ontvanger van boerderijmelk in de lijsten van de Stichting Controle Orgaan Kwaliteits Zaken (COKZ). De veehouder was op 7 oktober 2022 geregistreerd als levensmiddelenbedrijf, maar hij wenste deze registratie niet en wilde in plaats daarvan als erkend koper/ontvanger van boerderijmelk worden vermeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat de veehouder niet als ontvanger van boerderijmelk kan worden erkend, omdat het systeem van koperserkenningen in 2015 is beëindigd. Hierdoor beschikte de veehouder niet meer over een koperserkenning, wat leidde tot de afwijzing van zijn verzoek om in de lijsten van COKZ te worden opgenomen.
Het procesverloop begon met een brief van de veehouder aan het COKZ op 5 augustus 2022, waarin hij vroeg om erkenning. Na een bezwaar tegen het uitblijven van een beslissing, werd op 7 oktober 2022 een reactie van het COKZ ontvangen, waarin de veehouder als levensmiddelenbedrijf werd geregistreerd. De veehouder heeft zijn verzoek om voorlopige voorziening gehandhaafd, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de registratie als levensmiddelenbedrijf niet kan worden teruggedraaid, omdat de veehouder nooit erkend is geweest als koper/ontvanger van boerderijmelk.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek om voorlopige voorziening moet worden afgewezen, omdat de veehouder niet voldoet aan de voorwaarden voor erkenning. De uitspraak is gedaan op 17 januari 2023, waarbij de voorzieningenrechter heeft bepaald dat er geen proceskosten hoeven te worden vergoed.