ECLI:NL:CBB:2024:152

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
22/411
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor energiebesparende maatregelen op basis van niet voldaan aan minimale Rd-waarde

In deze zaak heeft de eigenaar-bewoner op 22 juli 2021 een subsidie aangevraagd voor energiebesparende isolatiemaatregelen aan haar woning, waaronder dak-, glas- en vloerisolatie. De minister voor Klimaat en Energie heeft deze aanvraag op 3 december 2021 afgewezen, omdat de isolatiemaatregelen niet voldeden aan de wettelijke vereisten. De eigenaar-bewoner heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 1 februari 2022 ongegrond verklaard. Hierop heeft de eigenaar-bewoner beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Tijdens de zitting op 28 februari 2024 heeft de eigenaar-bewoner betoogd dat de door haar gebruikte isolatiemateriaal, Isobooster T3, wel degelijk voldeed aan de vereiste Rd-waarde van 3,5 m²K/W. De minister daarentegen stelde dat de Isobooster T3 niet voldeed aan deze eis, en verwees naar een prestatieverklaring die door het Bureau Controle en Registratie Gelijkwaardigheid (BCRG) was geregistreerd, waaruit bleek dat de Rd-waarde lager was dan vereist. De eigenaar-bewoner voerde aan dat het TNO-rapport, dat een hogere Rd-waarde aangaf, niet kon worden genegeerd.

Het College heeft de argumenten van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat de minister terecht had geoordeeld dat de Isobooster T3 niet voldeed aan de minimale Rd-waarde. De subsidieaanvraag was afgewezen omdat er niet voldaan was aan de vereisten van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies. Het College heeft het beroep van de eigenaar-bewoner ongegrond verklaard, waarmee de afwijzing van de subsidieaanvraag door de minister werd bevestigd.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/411

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 maart 2024 in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats] (eigenaar-bewoner)

en

de minister voor Klimaat en Energie

(gemachtigde: mr. E. Hol)

Procesverloop

Met het besluit van 3 december 2021 (afwijzingsbesluit) heeft de minister de aanvraag van de eigenaar-bewoner voor een subsidie op grond van Titel 4.5. Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Regeling) afgewezen.
Met het besluit van 1 februari 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de eigenaar-bewoner ongegrond verklaard.
De eigenaar-bewoner heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De eigenaar-bewoner heeft een aanvullend stuk ingediend.
De zitting was op 28 februari 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen: de eigenaar-bewoner, vergezeld door J [naam 2] , en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

Aanleiding van deze procedure
1. De eigenaar-bewoner heeft op 22 juli 2021 subsidie aangevraagd voor drie energiebesparende isolatiemaatregelen (maatregelen) aan haar woning, te weten dak-, glas- en vloerisolatie.
2 De minister heeft met het afwijzingsbesluit deze aanvraag afgewezen, omdat de maatregel voor glasisolatie niet voldoet aan de minimum oppervlakte van 10 m² en de maatregel voor vloerisolatie niet voldoet aan de minimale Rd-waarde van 3,50 m²K/W. Aangezien de maatregelen voor glas- en vloerisolatie niet voldoen aan de wettelijke vereisten, komt ook de (resterende) maatregel voor dakisolatie niet voor subsidie in aanmerking. De subsidieaanvraag moet namelijk zien op ten minste twee typen maatregelen. Met het bestreden besluit is het afwijzingsbesluit gehandhaafd.
3 In beroep ligt de vraag voor of de minister terecht ervan uitgaat dat de vloerisolatie niet voldoet aan de minimale Rd-waarde en dus, bij gebrek aan ten minste twee typen maatregelen die voor subsidie in aanmerking komen, de subsidieaanvraag terecht heeft afgewezen.
Standpunt van de eigenaar-bewoner
4 De eigenaar-bewoner kan zich niet vinden in de opvatting van de minister dat het door haar gebruikte isolatiemateriaal van de vloerisolatie (Isobooster T3) geen Rd-waarde heeft van ten minste 3,5 m²K/W. De Subsidie energiebesparing eigen huis (SEEH), die gold ten tijde van het aanschaffen en laten aanbrengen van de Isobooster T3, bevatte geen maatregelenlijst. In de maatregelenlijst bij de Regeling is slechts de Isobooster T7 genoemd en niet de Isobooster T3. Ook indien een maatregel niet is opgenomen in de maatregelenlijst, kan een subsidieaanvraag worden ingediend als is voldaan aan de wettelijke vereisten. Anders dan de minister heeft beslist, stelt de eigenaar-bewoner dat wel is voldaan aan het vereiste van een Rd-waarde van ten minste 3,5 m²K/W. Zij verwijst daarvoor naar een rapport van TNO van 30 april 2010 (TNO-rapport). Uit dit TNO-rapport volgt een Rd-waarde van 3,70 m²K/W. De minister verwijst weliswaar naar een testrapportage van het Bureau Controle en Registratie Gelijkwaardigheid (BCRG), maar die stond niet op de website van de minister ten tijde van het aanschaffen en laten aanbrengen van de Isobooster T3. Dus kon de eigenaar-bewoner niet weten dat de Isobooster T3 niet voldeed aan de vereiste Rd-waarde. De minister mag die testrapportage dan ook niet aan de afwijzing ten grondslag leggen. Het bestreden besluit is daarom volgens de eigenaar-bewoner onjuist en onvoldoende gemotiveerd.
Standpunt van de minister
5 De minister handhaaft zijn standpunt dat de Isobooster T3 geen Rd-waarde heeft van ten minste 3,5 m²K/W. Voor de relevante wet- en regelgeving moet niet naar de SEEH worden gekeken, maar naar de Regeling. De subsidieaanvraag is namelijk niet ingediend op het moment dat de SEEH van toepassing was, maar op het moment dat de Regeling van toepassing was. Artikel 4.5.2., derde lid, van de Regeling vereist, indien de maatregel niet op de maatregelenlijst is vermeld, dat een prestatieverklaring in de zin van artikel 4.5.1. van de Regeling wordt overgelegd, waaruit blijkt dat het isolatiemateriaal een Rd-waarde van ten minste 3,5 m²K/W heeft. De minister verwijst naar een prestatieverklaring opgesteld in 2013 en aangevuld in 2015, die door het onafhankelijke BCRG is gecontroleerd en geregistreerd in een databank. Uit die prestatieverklaring volgt dat de Isobooster T3 een maximale Rc-waarde van 3,03 m²K/W heeft. De minister stelt dat de Rd-waarde altijd lager is dan de Rc-waarde, dus voldoet de Isobooster T3 niet aan het vereiste van een Rd-waarde van ten minste 3,50 m²K/W. Het TNO-rapport is geen prestatieverklaring en bovendien dateert het van voor de prestatieverklaring die het BCRG heeft geregistreerd. Ook de producent van Isobooster T3 heeft op haar website aangegeven dat deze niet voor subsidie in aanmerking komt. Dus voldoet de Isobooster T3 niet aan de minimale Rd-waarde. Voor zover het bestreden besluit onvoldoende zou zijn gemotiveerd, is dat gebrek met het verweerschrift hersteld.
Beoordeling door het College
6 De subsidieaanvraag is ingediend op het moment dat de Regeling van toepassing was. Dus moet worden voldaan aan de vereisten zoals opgenomen in die regeling. Dat de Isobooster T3 is aangeschaft en aangebracht vóór de inwerkintreding van de Regeling is niet van belang. Op grond van artikel 4.5.2., derde lid, aanhef en onder e, onder 2°, van de Regeling, zoals deze bepaling gold ten tijde van belang en voor zover relevant, wordt subsidie verstrekt voor de aanschaf en het laten aanbrengen van isolatiemateriaal voor vloerisolatie dat is voorzien van een prestatieverklaring waaruit blijkt dat het isolatiemateriaal ten minste een Rd-waarde van 3,5 m²K/W heeft.
7 De minister heeft op de zitting toegelicht dat hij een maatregelenlijst heeft opgesteld met een overzicht van merk- en productnamen van isolatiematerialen die zijn goedgekeurd en in ieder geval in aanmerking komen voor subsidie. Ook andere isolatiematerialen kunnen voor subsidie in aanmerking komen. In dat geval moet een prestatieverklaring worden overgelegd waaruit volgt dat het isolatiemateriaal voldoet aan de vereisten in de Regeling.
8 Het College stelt vast dat de Isobooster T3 niet is opgenomen in de maatregenlijst. Dus moet de eigenaar-bewoner daarvoor een prestatieverklaring overleggen waaruit blijkt dat de Isobooster T3 een Rd-waarde van ten minste 3,5 m²K/W heeft. De eigenaar-bewoner heeft een TNO-rapport overgelegd waaruit dat zou blijken. De minister heeft onweersproken betwist dat het TNO-rapport een prestatieverklaring is. Bovendien heeft de minister verwezen naar een prestatieverklaring die het BCRG heeft geregistreerd waaruit blijkt dat de Isobooster T3 slechts een maximale Rc-waarde van 3,03 m²K/W heeft. Aangezien de Rd-waarde altijd lager is dan de Rc-waarde (zie uitspraak van het College van 18 juli 2023, ECLI:NL:CBB:2023:367, onder 7), volgt uit deze prestatieverklaring dat de Rd-waarde sowieso niet hoger kan zijn dan 3,03 m²K/W en dus lager is dan de vereiste Rd-waarde van 3,5 m²K/W. De minister is er dus terecht van uitgegaan dat de maatregel voor vloerisolatie niet voldoet aan de minimale Rd-waarde van 3,50 m²K/W. Bij gebrek aan ten minste twee typen maatregelen die voor subsidie in aanmerking komen, heeft de minister de subsidie terecht afgewezen. Van strijd met het motiveringsbeginsel is geen sprake.
Slotsom
9 Het beroep is ongegrond.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Jacobs, mr. A. Venekamp en mr. T. Pavićević, in aanwezigheid van mr. P.E.A. Chao, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.
w.g. M.J. Jacobs w.g. P.E.A. Chao