ECLI:NL:CBB:2024:256
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing TVL-aanvraag door de minister wegens te late indiening
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 april 2024, zaaknummer 22/2636, is de afwijzing van een TVL-aanvraag door de minister van Economische Zaken en Klimaat aan de orde. De maatschap heeft een aanvraag ingediend voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2022, maar deze aanvraag is te laat ingediend. De minister heeft de aanvraag afgewezen met een besluit van 27 juni 2022, en het bezwaar van de maatschap is ongegrond verklaard in een besluit van 20 oktober 2022. De maatschap heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij twee redenen voor de te late indiening aanvoert: de verwachting dat de aanvraagtermijn gelijk zou zijn aan eerdere periodes en het indienen van de aanvraag na afloop van het kwartaal om de subsidie op basis van juiste gegevens te kunnen vaststellen.
De minister heeft echter gesteld dat het de verantwoordelijkheid van de ondernemer is om tijdig een aanvraag in te dienen. De aanvraagtermijn was duidelijk gecommuniceerd en de maatschap had zich hiervan op de hoogte moeten stellen. Het College oordeelt dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat de maatschap niet tijdig heeft ingediend. De argumenten van de maatschap worden niet gevolgd, en het College benadrukt dat de aanvraagtermijn essentieel is voor het doel van de TVL-regeling, namelijk het snel bieden van financiële steun aan ondernemers.
De uitspraak concludeert dat de minister de aanvraag op grond van de wetgeving terecht heeft afgewezen en dat het beroep van de maatschap ongegrond is. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.