Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 1] , handelend onder de naam [naam 2] , te [woonplaats] (de ondernemer)
de minister van Economische Zaken en Klimaat
Procesverloop
Beoordeling
Beslissing
uitspraak te ondertekenen
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 18 juni 2024 uitspraak gedaan in het beroep van een ondernemer tegen een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat. De ondernemer had een subsidie aangevraagd op basis van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) voor de periode juni tot en met september 2020. De minister had deze subsidie vastgesteld op € 0,- en het betaalde voorschot van € 5.482,55 teruggevorderd, omdat de ondernemer niet voldeed aan het vereiste van ten minste 30% omzetverlies.
De ondernemer voerde aan dat de subsidie aanvankelijk was verleend op basis van een verkeerde Standaard Bedrijfsindeling (SBI)-code, wat leidde tot een lagere subsidie. Hij stelde dat hij door deze situatie gedwongen was om een van zijn boten te verkopen om zijn bedrijf te kunnen redden. Het College oordeelde echter dat de minister terecht de omzet uit de aangifte omzetbelasting had gebruikt voor de berekening van het omzetverlies. De ondernemer had niet tijdig bezwaar gemaakt tegen de eerdere subsidieverlening, waardoor zijn bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard.
Het College concludeerde dat de minister op basis van de aangifte omzetbelasting terecht had vastgesteld dat er geen sprake was van het vereiste omzetverlies. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, omdat het College voldoende informatie had om tot een oordeel te komen. De beslissing van de minister om de subsidie op € 0,- vast te stellen en het voorschot terug te vorderen werd dan ook bekrachtigd. Het beroep van de ondernemer werd ongegrond verklaard.