ECLI:NL:CBB:2024:449

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
22/474
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake schadevergoeding onder de Meststoffenwet

Op 9 juli 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 8 maart 2022. In die eerdere uitspraak had het College een verzoek om schadevergoeding toegewezen aan [naam] B.V. wegens een onrechtmatige daad van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die het fosfaatrecht van verzoekster ten onrechte had verlaagd. De minister was veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 9.170,82, vermeerderd met wettelijke rente, en moest ook het griffierecht en proceskosten vergoeden.

Verzoekster heeft op 15 maart 2022 om herziening van deze uitspraak verzocht, maar heeft geen nadere toelichting gegeven op het herzieningsverzoek, ondanks een verzoek van de griffier om dit binnen twee weken te doen. Het College heeft vastgesteld dat het verzoek om herziening kennelijk ongegrond is, omdat verzoekster enkel een hernieuwde discussie over de berekening van het schadebedrag wilde openen, wat niet onder de voorwaarden voor herziening valt. Het College heeft daarom besloten het onderzoek te sluiten zonder zitting en het verzoek om herziening afgewezen.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze beslissing binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/474
uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, en artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van de enkelvoudige kamer van 9 juli 2024 op het verzoek van

[naam] B.V., te [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: N. Bikker),
om herziening van de uitspraak van het College van 8 maart 2022, zaaknummer 20/1100 (ECLI:NL:CBB:2022:107)

Procesverloop

Bij uitspraak van 8 maart 2022 heeft het College beslist op het verzoek om schadevergoeding van verzoekster op grond van artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Aan dat verzoek om schadevergoeding heeft verzoekster ten grondslag gelegd dat sprake was van een onrechtmatige daad van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit omdat haar fosfaatrecht ten onrechte is verlaagd bij het besluit van de minister 13 september 2018 en verder omdat in eerste instantie bij het besluit van de minister van 12 januari 2018 al te weinig fosfaatrechten aan haar waren toegekend.
Het College heeft het verzoek om schadevergoeding toegewezen en de minister veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 9.170,82 aan verzoekster, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 september 2018 tot de dag van uitbetaling. Verder heeft het College de minister opgedragen het betaalde griffierecht van € 345,- aan verzoekster te vergoeden en heeft het College de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.518,-.
Op 15 maart 2022 heeft verzoekster verzocht om herziening van deze uitspraak.
Bij brief van 14 mei 2024 heeft de griffier aan verzoekster verzocht om binnen twee weken een nadere toelichting op het herzieningsverzoek te geven gelet op de voorwaarden voor een herzieningsverzoek zoals opgenomen in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb. Binnen de gestelde termijn is van verzoekster geen reactie ontvangen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
ij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zou hebben kunnen leiden.
2 Op grond van artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, Awb, dat op grond van artikel 8:119, tweede lid, van overeenkomstige toepassing is, kan de bestuursrechter, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het verzoek kennelijk ongegrond is. Het College ziet aanleiding om in deze procedure van deze bevoegdheid gebruik te maken en doet uitspraak zonder zitting. Daartoe overweegt het College als volgt.
3 Verzoekster heeft verzocht om herziening van genoemde uitspraak, omdat zij van mening is dat het College in de uitspraak is uitgegaan van een onjuiste berekening van het schadebedrag. Verzoekster heeft aangegeven wat volgens haar de juiste berekening zou moeten zijn en daarbij verwezen naar een andere uitspraak van het College.
4 Uit het verzoek leidt het College af dat verzoekster een hernieuwde discussie wil openen over de vaststelling van het schadebedrag zoals bepaald in de uitspraak van 8 maart 2022. Daarvoor is het rechtsmiddel herziening echter niet bedoeld (zie ook de uitspraak van het College van 6 oktober 2020, ECLI:NL:CBB:2020:683). Verzoekster heeft voor het overige, ook desgevraagd, geen feiten en omstandigheden aangevoerd die vallen onder de in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb genoemde voorwaarden.
5 Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat voortzetting van het onderzoek niet nodig is. Het verzoek om herziening wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2024.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. Y.R. Boonstra-van Herwijnen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat u kunt doen als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kunt u in verzet gaan bij het College. U doet dit door in een brief (het verzetschrift) toe te lichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak. Zorg ervoor dat het College uw verzetschrift op tijd ontvangt, namelijk binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Na deze termijn kan het College uw verzetschrift niet meer in behandeling nemen. In uw verzetschrift kunt u het College vragen om mondeling te mogen toelichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak.