ECLI:NL:CBB:2024:840
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- H. van den Heuvel
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen intrekking subsidie vaste lasten financiering COVID-19
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 19 november 2024, zaaknummer 22/2578, staat de intrekking van een subsidie voor vaste lasten financiering in het kader van de COVID-19-regeling centraal. De minister van Economische Zaken had op 7 februari 2022 de subsidie voor het eerste kwartaal van 2021 ingetrokken en het betaalde voorschot van € 64.986,08 teruggevorderd. De onderneming, [naam 1] B.V., heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De onderneming heeft vervolgens beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 28 maart 2024 werd het onderzoek geschorst om de onderneming in de gelegenheid te stellen nadere stukken in te dienen. Na indiening van deze stukken heeft de minister een aanvullend verweerschrift ingediend, maar de onderneming heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om hierop te reageren.
Het College oordeelt dat de minister bij de berekening van het omzetverlies ten onrechte is uitgegaan van de aangiften omzetbelasting, terwijl in dit geval de financiële administratie van de onderneming leidend moet zijn. Het College stelt vast dat de onderneming niet voldoet aan het vereiste van minimaal 30% omzetverlies, zoals voorgeschreven in de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL). De minister heeft erkend dat hij bij de berekening van het omzetverlies onjuiste cijfers heeft gebruikt, wat leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht. Het College verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van de onderneming worden vergoed tot een bedrag van € 1.750,-.
De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de noodzaak voor de minister om consistent te handelen bij de beoordeling van subsidieaanvragen, vooral in het licht van eerdere uitspraken waarin vergelijkbare situaties zijn behandeld. Het College stelt dat de minister ook voor Q1 2021 moet afwijken van de TVL en bij de bepaling van het omzetverlies moet uitgaan van de winst- en verliesrekening inclusief het bedrag aan onderhanden werk dat moet worden gesaldeerd.