ECLI:NL:CBB:2025:192
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen ongegrondverklaring subsidieaanvraag COVID-19
Op 25 maart 2025 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak van een ondernemer die verzet had aangetekend tegen een eerdere uitspraak van het College. De ondernemer had verzet gedaan tegen de uitspraak van 18 juni 2024, waarin zijn beroep tegen de niet-ontvankelijkheid van zijn bezwaar tegen een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat ongegrond was verklaard. De ondernemer had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling op nihil van de subsidie voor het derde kwartaal van 2021, verleend op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19. De minister had het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend.
Tijdens de zitting op 6 februari 2025, waar de ondernemer en de gemachtigden van de minister aanwezig waren, heeft de ondernemer aangevoerd dat hij te laat had gereageerd door een zakelijk conflict dat hem de toegang tot zijn e-mailadres had ontnomen. Hij stelde dat dit niet eerlijk was, aangezien voor een eerdere subsidieaanvraag, die ook te laat was ingediend, het bezwaar wel inhoudelijk was behandeld. De minister verklaarde echter dat de ondernemer zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van zijn bezwaarschrift en dat hij op de hoogte had moeten zijn van de berichten die naar zijn opgegeven e-mailadres waren gestuurd.
Het College oordeelde dat de termijnoverschrijding verwijtbaar was, omdat de ondernemer al eerder op de hoogte was van het probleem met zijn e-mailadres en pas na een betalingsherinnering zijn gegevens had aangepast. Het College concludeerde dat de eerdere uitspraak van 18 juni 2024 juist was en verklaarde het verzet ongegrond. De minister hoefde geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 maart 2025.