Bijlage
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie van 28 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren
“Artikel 45 Verplichtingen van exploitanten die schapen en geiten houden met betrekking tot de middelen en methoden voor de identificatie van die dieren en de aanbrenging en het gebruik ervan.
[…]
2. Exploitanten die schapen en geiten houden die niet bestemd zijn om rechtstreeks naar het slachthuis te worden overgebracht voordat zij de leeftijd van twaalf maanden hebben bereikt, zorgen ervoor dat elk van die dieren als volgt individueel geïdentificeerd zijn:
a)
door middel van een conventioneel oormerk zoals bedoeld in bijlage III, onder a), met daarop een zichtbare, leesbare en onuitwisbare vermelding van de identificatiecode van het dier;
b)
door middel van een van de in bijlage III, onder c) tot en met f), bedoelde identificatiemiddelen die zijn goedgekeurd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de schapen en geiten worden gehouden, met daarop een leesbare en onuitwisbare vermelding van de identificatiecode van het dier.
“BIJLAGE III Identificatiemiddelen voor gehouden landdieren
De identificatiemiddelen voor gehouden landdieren zijn de volgende:
a. een conventioneel oormerk;
een conventionele pootband;
een elektronisch oormerk;
een injecteerbare transponder;
een elektronische pootband;
Uitvoeringsverordening (EU) 2021/520 van de Commissie van 24 maart 2021 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren
“Artikel 14 Termijnen voor het aanbrengen van identificatiemiddelen bij gehouden schapen en geiten
1. De exploitanten zorgen ervoor dat de in artikel 113, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2016/429 bedoelde identificatiemiddelen vóór het verstrijken van de maximumtermijn na de geboorte van het dier als vastgesteld door de lidstaat waar de dieren zijn geboren, bij de gehouden schapen en geiten worden aangebracht. Deze maximumtermijn wordt berekend vanaf de datum van de geboorte van de dieren en bedraagt niet meer dan negen maanden.
Algemene wet bestuursrecht
“Artikel 5:31d
Onder last onder dwangsom wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.”
1. Een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
2. Voor een last onder dwangsom wordt niet gekozen, indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen, zich daartegen verzet.
1. De last onder dwangsom omschrijft de te nemen herstelmaatregelen.
2 Bij een last onder dwangsom die strekt tot het ongedaan maken van een overtreding of het voorkomen van verdere overtreding, wordt een termijn gesteld gedurende welke de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.”
1. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast hetzij op een bedrag ineens, hetzij op een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd, dan wel per overtreding van de last.
2 Het bestuursorgaan stelt tevens een bedrag vast waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd.
3 De bedragen staan in redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom.”
Regeling houders van dieren
“Artikel 5b.27 Termijn voor het aanbrengen van identificatiemiddelen voor schapen en geiten
1. De termijn, bedoeld in artikel 14, eerste lid van verordening (EU) nr. 2021/520, bedraagt zes maanden na de geboorte.
2 In afwijking van het eerste lid bedraagt de termijn voor een geit geboren op een inrichting waarop op enig moment in het kalenderjaar vijftig geiten of meer worden gehouden ten behoeve van de bedrijfsmatige productie van melk, zeven dagen, te rekenen vanaf de dag na de dag van geboorte.
3 In afwijking van artikel 17, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2021/520, bedraagt de termijn voor identificatie van de daar genoemde schapen en geiten drie werkdagen te rekenen vanaf de dag na de dag van aanvoer op de inrichting.”