Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 3 juni 2025 op het hoger beroep van:
Pluimveeslachterij [naam 1] B.V., te [woonplaats] ( [naam 2] )
en
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) (Staat)
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Aangevallen uitspraak
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
- het verminderen van de valhoogte van de kuikens door langere glijbanen,
- het zoveel mogelijk tegengaan van stapeling in de kantelaar door de gladde dumpband te vervangen door een dumpband met grip,
- het verduisteren van de kantelaar en
- het gebruik van blauw licht ter kalmering van de kuikens.
nog niet benutte mogelijkhedenwaren om verdere pijn, spanning of lijden te vermijden. Uitgangspunt hierbij is dat er op [naam 2] een vergaande verplichting rust om elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden bij de dieren, te voorkomen (vergelijk de uitspraken van het College van 1 november 2022, ECLI:NL:CBB:2022:735 en van 2 juni 2020, ECLI:NL:CBB:2020:375).
Beslissing
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
- veroordeelt de Staat in de proceskosten van [naam 2] tot een bedrag van € 453,50;
- bepaalt dat de griffier van het College het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 548,- aan [naam 2] terugbetaalt.