In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 juli 2025 uitspraak gedaan op het verzoek van [naam 1] tot herziening van een eerdere uitspraak van 17 september 2024. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van een tuchtklacht die [naam 1] had ingediend tegen een accountant. De accountantskamer had in een eerdere uitspraak op 17 februari 2023 de klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige ongegrond. Het College heeft het hoger beroep van [naam 1] tegen deze uitspraak ongegrond verklaard. In het herzieningsverzoek stelde [naam 1] dat de uitspraak van het College niet in overeenstemming was met de Europese regelgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens, en dat er structurele schendingen van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) waren. Tijdens de zitting op 21 mei 2025 heeft [naam 1] betoogd dat de uitspraak van het College in strijd was met het Unierecht en dat de nationale bepalingen die de effectieve uitoefening van Unierechten belemmeren buiten toepassing moeten worden gelaten. Het College heeft echter geoordeeld dat de Wet tuchtrechtspraak accountants geen mogelijkheid biedt voor herziening van een onherroepelijke uitspraak in dit soort gevallen. Het College concludeerde dat het verzoek van [naam 1] niet-ontvankelijk is, omdat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet openstaat voor degene die een tuchtklacht heeft ingediend. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 juli 2025.