Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 9 september 2025 het hoger beroep van:
[naam 1] handelend onder de naam [naam 2] , te [woonplaats] , ( [naam 1] )
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Aangevallen uitspraak
5.5. Verder heeft de minister in eisers concrete situatie voldoende gemotiveerd betwist dat het WUR-rapport als zodanig al als een nieuw feit moet worden aangemerkt. Dit betekent dat eiser aannemelijk moet maken dat rapport op in zijn bedrijfsspecifieke situatie tot een nieuw feit leidt. Daarbij is het onder andere van belang om te weten of de situatie binnen het bedrijf van eiser vergelijkbaar is met de situatie binnen de proefstal waarop de onderzoeksresultaten zijn gebaseerd. Eiser heeft dat in het geheel niet onderbouwd. De enkele stelling dat sprake is van een onbekend lek in de stikstofkringloop is hiervoor onvoldoende. Omdat eiser geen bedrijfsspecifieke gegevens heeft overgelegd, kan niet vastgesteld kan worden of op zijn bedrijf dezelfde omstandigheden aanwezig zijn als in de proefopstelling waarvan in het onderzoek is uitgegaan. Daarom is geen sprake van een nieuw feit en heeft de minister terecht het herzieningsverzoek van eiser afgewezen.
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
1 januari 2025 zijn aangepast (Stcrt. 2024, nr. 41564) geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid, al omdat dit niet betekent dat de forfaits waarmee in het boetebesluit is gerekend onjuist zijn.