Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
en
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Aangevallen uitspraak
Cautie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft de Stille maatschap tussen [naam 1] en [naam 2] hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel, die op 18 juli 2023 een boete had opgelegd aan de maatschap wegens overschrijding van de gebruiksnormen voor dierlijke meststoffen en fosfaat. De maatschap exploiteert een vleeskalveren- en melkveebedrijf en werd gecontroleerd door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) in 2017 en 2018. De NVWA concludeerde dat de maatschap niet de feitelijke beschikkingsmacht had over bepaalde percelen landbouwgrond, wat leidde tot de conclusie dat de maatschap niet voldeed aan de voorwaarden voor derogatie en dus een boete van € 64.679,- kreeg opgelegd. De rechtbank heeft het beroep van de maatschap gegrond verklaard en de boete verlaagd naar € 53.699,20, maar de maatschap ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting op 20 juni 2025 werd het geschil besproken, waarbij de maatschap aanvoerde dat de minister de cautie te laat had gegeven en dat zij te goeder trouw had gehandeld. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft echter geoordeeld dat de maatschap niet kon aantonen dat zij de feitelijke beschikkingsmacht had over de percelen en dat de minister terecht de boete had opgelegd. Het College bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor verdere matiging van de boete, ondanks de overschrijding van de redelijke termijn. De uitspraak werd gedaan op 16 september 2025.