Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 14 oktober 2025 in de zaak tussen
[naam 1] , te [woonplaats] (de vennootschap)
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Procesverloop
Overwegingen
De percelen mais genummerd 52, 54, 55, […], 73, 81, 82, 83, 84, 85, 86, 87, 88, 89, 90, 92, 137, […] en 147, bestaan uit zandgrond.
[…]
[…]
[…]”
Deze maatregel is erop gericht om tot een verbetering van nitraat opname uit de bodem te komen na de oogst van maïs. Vanwege de vaak late oogst van snijmaïs, werd ook veelvuldig pas in de loop van oktober een vanggewas ingezaaid. De opname van nitraat uit de bodem is dan onvoldoende. Doordat uiterlijk op 1 oktober een vanggewas moet worden geteeld, moet de maïs voor die tijd geoogst worden of moet onderzaai van gras plaatsvinden. Ervan uitgaande dat gemiddeld in de tweede week van oktober wordt geoogst als er gras is ondergezaaid in mei/juni, is de nitraatopname bij onderzaai vergelijkbaar met de nitraatopname van een vanggewas dat op 1 oktober is ingezaaid. Wanneer gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om het vanggewas na de teelt van biologische maïs en maïs, niet zijnde snijmaïs, tussen 1 oktober en 31 oktober in te zaaien, is sprake van een geringere verbetering van de nitraatopname. De milieuwinst die zou worden behaald door ook voor deze typen maïs de datum van 1 oktober te hanteren, weegt niet op tegen de beperkingen die dit voor de teelt zou opleveren. De mogelijkheid om na de teelt van maïs op uiterlijk 31 oktober de teelt aan te vangen met een ander hoofdgewas, zoals wintertarwe, dat goed in staat is nitraat uit de bodem op te nemen, is vooral bedoeld voor maïsteelten waarbij later moet worden geoogst dan wel een dergelijk hoofdgewas in het teeltplan is opgenomen, zoals in de biologische teelt.
[…]”.
Beslissing
€ 1.814,-.
14 oktober 2025.