ECLI:NL:CBB:2025:616

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
25 november 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
25/129
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake TVL-subsidie door College van Beroep voor het Bedrijfsleven

Op 25 november 2025 heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven uitspraak gedaan in een verzetprocedure van [naam 1] B.V. tegen een eerdere uitspraak van 10 juni 2025. De onderneming had verzet aangetekend tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar beroep tegen de afwijzing van haar aanvraag voor TVL-subsidie door de minister van Economische Zaken. De minister had de aanvraag afgewezen op 15 februari 2024 wegens overschrijding van de aanvraagtermijn. Het bezwaar van de onderneming tegen deze afwijzing werd op 15 mei 2024 ongegrond verklaard. De onderneming stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was door ernstige persoonlijke omstandigheden bij de boekhouder, die ook was overleden. Het College oordeelde dat, hoewel de termijnoverschrijding niet aan de onderneming kon worden toegerekend, het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De onderneming had bijna vijf maanden gewacht na ontvangst van een besluit van het UWV, zonder een verklaring te geven voor deze vertraging. Het College concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en verklaarde het verzet ongegrond. De uitspraak van 10 juni 2025 werd bevestigd, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 25/129

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 november 2025 op het verzet van

[naam 1] B.V., te [woonplaats] (de onderneming)

Procesverloop

De onderneming heeft verzet gedaan tegen de uitspraak van het College met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, dus zonder zitting, van 10 juni 2025.
De zitting was op 21 oktober 2025. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 2] en [naam 3] namens de onderneming en de gemachtigden van de minister van Economische Zaken mr. S.M. Piron en mr. C. Zieleman.

Overwegingen

1. Met het besluit van 15 februari 2024 heeft de minister de aanvraag van de onderneming om TVL-subsidie afgewezen wegens overschrijding van de aanvraagtermijn. Met het besluit van 15 mei 2024 heeft de minister het bezwaar daartegen van de onderneming ongegrond verklaard. Met de uitspraak van 10 juni 2025 heeft het College het beroep daartegen van de onderneming niet-ontvankelijk verklaard wegens een niet verschoonbare overschrijding van de beroepstermijn.
2 Vaststaat dat de laatste dag van de beroepstermijn 26 juni 2024 was. Het beroepschrift is op 10 februari 2025 door het College ontvangen. Dat de onderneming daarmee te laat beroep heeft ingesteld, is niet in geschil. De onderneming vindt echter dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Daarover heeft zij het volgende aangevoerd. Vanwege ernstige persoonlijke omstandigheden bij de boekhouder van de onderneming heeft deze de belangen van de onderneming niet goed kunnen behartigen. Daardoor is aanvankelijk geen beroepschrift ingediend. Dat is tevens de reden geweest waarom deze en andere aanvragen om TVL-subsidie en ook aanvragen bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) om NOW-subsidie buiten de termijn zijn gedaan. De boekhouder is later ook overleden. Verder waren er persoonlijke omstandigheden aan de zijde van de ondernemer. Op 16 september 2024 heeft het UWV in bezwaar besloten de aanvragen om NOW-subsidie toch inhoudelijk te behandelen. Daarin heeft de onderneming aanleiding gezien om alsnog beroep in te stellen tegen het besluit van de minister van 15 mei 2024. De onderneming had verwacht dat het College oog zou hebben voor de bijzondere omstandigheden van de onderneming en haar niet de kans zou ontnemen op een inhoudelijke beoordeling van haar beroep tegen het besluit van 15 mei 2024.
3 Voor het beoordelingskader voor de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding verwijst het College naar zijn uitspraak van 30 januari 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:31). Het College moet beoordelen of het niet binnen de termijn indienen van het beroepschrift aan de onderneming kan worden toegerekend en (vervolgens) of het beroepschrift is ingediend zo spoedig als redelijkerwijs kon worden verlangd. Het College laat in het midden of de termijnoverschrijding aan de onderneming kan worden toegerekend. Zelfs als dit niet zo zou zijn, is het beroepschrift namelijk niet ingediend zo spoedig als redelijkerwijs kon worden verlangd. Het College heeft op de zitting in het kader van het verzet de onderneming uitvoerig in de gelegenheid gesteld om een verklaring te geven voor het feit dat zij na de ontvangst van het besluit van het UWV van 16 september 2025 bijna vijf maanden heeft gewacht met het indienen van een beroepschrift. Die verklaring is er niet gekomen. Het College kan daar niet aan voorbijgaan. De termijnoverschrijding is daarom niet verschoonbaar. Het feit dat een besluit ingrijpend van aard is of grote financiële gevolgen heeft, kan geen rol spelen bij de beoordeling van de ontvankelijkheid.
4 De conclusie is dat de uitspraak van 10 juni 2025 juist is. Het verzet zal daarom ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat het beroep van de onderneming niet inhoudelijk wordt behandeld en de zaak met deze uitspraak is geëindigd.
5 De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, in aanwezigheid van D.A. Bohlmeijer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 november 2025.
w.g. T.G.M. Simons w.g. D.A. Bohlmeijer